Het bouwvolk op vakantie. Enkel de epoxy man stuurt af en toe een zuchtende groep vervangers voor zichzelf. Die springen altijd op het laatste voor hem in. Die moesten altijd ergens anders zijn om dan tegen hun zin en onder druk van ik weet niet wie of wat bij ons te eindigen. Ook zelf komt de epoxychef ergens in het midden van een dag een uur of twee epoxy strijken. Kondigt zijn komst per gsm met tien minuten marge aan en verschijnt in een "getunede" pickup met RedBull mega event opschrift. Flipflops, een designer jeans en blitze t-shirt. Stapt binnen, kijkt wat verloren in het rond en zucht half opgelucht terwijl zijn blik op wat overschot borstels en potten van een vorige ploeg blijft rusten. "Hier hebben ze het materiaal achtergelaten". Zelf had hij enkel zijn iPhone als gereedschap meegebracht. "Ik moest eigenlijk in Zwitserland op een werf zijn", klaagt hij. Hij lijkt niet te beseffen dat hij ook bij ons met een maand vertraging verschijnt. De epoxyman - altijd ergens waar hij niet moet zijn, altijd weer te laat en altijd weer misnoegde klanten. Met zo'n moderne PDA moet een mens toch beter kunnen plannen? Technologie als illusie voor gezond verstand? Ik zag het nog mislukken. Maar uiteindelijk vertrekken ook de epoxytroepen en krijgt het huis na alle commotie van de voorbije weken eindelijk de tijd het stof tot rust te laten komen.
Mijn huisgenoten vertrekken voor een week naar zee en ik blijf met onwennige geluiden als enige gezelschap achter. Omdat de e-waarde van moderne stenen niet hoger mag dan 55 (wat dat dan ook moge betekenen) mag een mens tegenwoordig niet meer verluchten door een raam op een kier te zetten. Alles moet hermetisch dicht en ergens in een hoek onder een plafond hangt een ventilator dag en nacht zacht te zoemen. Terwijl je door de nieuwe kamers stapt klikken beweginsdetectoren ventilatorroosters op en af. Ik blijf er voorlopig telkens weer van schrikken. Zeker 's nachts. Op zoek naar een leeg hoofd in een glas warme melk (daar nog nooit gevonden trouwens) zwalp ik al wel eens naar beneden waar de keukenventilator keer op keer een adrenalinepiek door mijn lijf klikt. Oerreflex op onverwacht geluid. Slapen verder af dan ooit.
Met enkel een wirwar van gedachten als klankbord passeren de voorbije maanden. Ik trek een denkbeeldige streep met daaronder "einde". Wat nog rest past niet meer in mijn verbouwinsgpet. Dat heet onderhoud vanaf nu. Passerend volk aan wie we het resultaat als kersverse en trotse ouders tonen, vraagt het wel eens. "Is het wat jullie er van verwacht hadden?". Dan ga ik aarzelen. Ik kon me er vooraf maar weinig bij voorstellen. Het vertalen van een architectenplan naar ruimte vraagt ervaring die ik mis. Hoe de lichtinval 's ochtends na een altijd weer te korte nacht me de dag zou intrekken? Hoe het avondrood door de lichtstraat heen onze schaduw op de vloer zou tekenen? Hoe de nieuwe ruimtes zachtjes zouden fluisteren met mijn dagelijks gemoed? Welke hoekjes de kinderen zouden innemen? Wie wil daar bij aanvang nu voorspellingen over maken. Maar we zochten licht en ruimte en ook direct contact met het mini-tuintje. Dat is zonder meer gelukt.
Wat blijft noemt afwerking. Duizend kleine dingen. Het bouwvolkje is weer terug van weg. Onverschilligheid als handelsmerk. Business as usual. Maar het doet met niets, ik ben er klaar mee. Ze doen maar. Er is een douche met warm water, internet en wie me dierbaar is, is meegekomen. Dat volstaat. De rest is bijzaak. Die overbodigheid helpt als bezigheid, maar is transparant als glas. Banaal als ondergrond. Het enige waar ik nog mee zit is de verwarming. Nog een week of acht en die zou ook inorde moeten zijn. Ik verwacht daar nog wel een beetje herrie.
En neen, natuurlijk heb ik niets geleerd. Voor het gemak blijf ik de mensen in twee vakjes duwen. Dat was vooraf al zo. De verbouwing heeft dat enkel maar bevestigd. De onzekere vroegpanikeurs en de zelfzekere uitstellers. Mijn vrouw en ik steek ik in de eerste soort. Ook daar hebben we elkaar gevonden. Wij studeerden in het jaar, gingen sporten op de avond voor het examen. Onze lijstjes zijn lang vooraf al afgewerkt. Wij werken overuren in het midden, met wat marge op het einde en liever nooit voorbij de afgesproken "deadline". De verbouwers lijken eerder van het tweede soort. Het kwam toch goed, zeggen ze dan achteraf. Slabbakexcuus. Alsof het slechts het resultaat is wat van tel is. Hoe oneens mag je het met iemand zijn. Het resultaat is altijd toch hetzelfde? Het einde komt in enkelvoud, kleurt angst en spreekt zich uit als dood.
Dat, in tegenstelling tot al de rest, stel ik wel graag uit.
~~~~~~~~~~ E I N D E ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
vrijdag 6 augustus 2010
zondag 18 juli 2010
Terug thuis
Terug thuis. Het oude achterhuis in brokken afgevoerd. Afgedankt en dan opzijgezet. Zelden was dat verdwenen deel zo aanwezig in mijn dagen. Het stapt nog met mijn voeten, tast nog met mijn handen. De vormen hangen nog in mij en sturen honderd kleine onbewust geworden handelingen. Gewoontes die vandaag versleten zijn en me keer op keer wat onbeholpen achterlaten. Een oud stel waren we, dat oude achterhuis en ik. Gedurende al die jaren, dag na dag een beetje meer vergroeid geraakt. Verlengstukken van elkaars dagelijkse vanzelfsprekendheid. Zoals een oud koppel die met de tijd hun dagen op hetzelfde ritme ademen. Omdat samen leven zachter is met het tempo afgestemd. Woorden worden overbodig met versmolten hoofden. Het onderscheid vervaagt. Pas als er eentje wegvalt dringt het door dat die er was. Is het, eens de eerste schok voorbij, vooral de liefde die gemist wordt? Of iemand die de vuilbak buiten zet, de onderbroeken plooit? Ach, zo werkt een westers haastig mens nu eenmaal. Wat er altijd is ziet hij niet meer na een tijdje. Pas als zo'n verlengstuk afwezig blijft dringt het door dat het er was.
Het nieuwe huis moet nu veroverd. De akoestiek van vers bezette muren moet gedempt. Het witte blad moet ingekleurd. Het is onwennig zoeken. Waar blijven schoenen nu het hoekje een toilet geworden is? Waar moeten alle dagelijkse papieren nu dat rommelig mandje geen kast meer heeft om op te staan? Mijn handen moeten wennen aan verplaatste schakelaars. Het meest afwezig is "De Hoekkast". Een voormalig baken van standvastigheid in onze familiale chaos. Alles zonder plek lag in of op de hoekkast. Je kon het jaar er lezen. Een onzichtbaar geworden stortplaats in het centrum van onze dagen. Alsof het uit een geheugenkwis was weggeplukt. Een hoop ongerelateerde spullen waar je even naar mag kijken om daarna alles wat je kan herinneren te herhalen. Ik zou er niks van bakken. Maar alles wat in onze handen kwam passeerde langs die kast. Alles waar ik naar op zoek was, vond ik daar. Ze is nu weg en al die spullen liggen onvindbaar en verweesd te wachten op hun nieuwe stek.
Met het meeste werkvolk uit de buurt is het nu aan ons. Het nieuwe huis moet rond ons groeien. We moeten plaatsen zoeken zodat de tijd weer hoeken heeft om ons nieuw verleden in te schrijven . Zoals mijn vrouw het zei: "we moeten onze plekken inpalmen". Samenpalmen, tederheid van thuis.
Het nieuwe huis moet nu veroverd. De akoestiek van vers bezette muren moet gedempt. Het witte blad moet ingekleurd. Het is onwennig zoeken. Waar blijven schoenen nu het hoekje een toilet geworden is? Waar moeten alle dagelijkse papieren nu dat rommelig mandje geen kast meer heeft om op te staan? Mijn handen moeten wennen aan verplaatste schakelaars. Het meest afwezig is "De Hoekkast". Een voormalig baken van standvastigheid in onze familiale chaos. Alles zonder plek lag in of op de hoekkast. Je kon het jaar er lezen. Een onzichtbaar geworden stortplaats in het centrum van onze dagen. Alsof het uit een geheugenkwis was weggeplukt. Een hoop ongerelateerde spullen waar je even naar mag kijken om daarna alles wat je kan herinneren te herhalen. Ik zou er niks van bakken. Maar alles wat in onze handen kwam passeerde langs die kast. Alles waar ik naar op zoek was, vond ik daar. Ze is nu weg en al die spullen liggen onvindbaar en verweesd te wachten op hun nieuwe stek.
Met het meeste werkvolk uit de buurt is het nu aan ons. Het nieuwe huis moet rond ons groeien. We moeten plaatsen zoeken zodat de tijd weer hoeken heeft om ons nieuw verleden in te schrijven . Zoals mijn vrouw het zei: "we moeten onze plekken inpalmen". Samenpalmen, tederheid van thuis.
dinsdag 13 juli 2010
Beperkt buigend vermogen

De dag van de verhuis ga ik uit de bocht. De eindstreep op een haar gemist. In een onbewaakt moment, geveld door een uithaal van mijn ego. Roemloos van nature. De kroniek van aangekondigde vertragingen die zich dag per dag ontrolde en waar ik geen vat op kon krijgen, rispt bitter op. De spreidstand tussen wat op de vergevinsgezinde papieren planningen stond en wat er op de werf gebeurde, te groot en te lang glimlachend aangehouden. Overbelaste flexibiliteit met een verzuurde kop als onvermijdelijk gevolg. De aanleiding is een veel te korte nacht en mijn gewoonte (god mag weten wat me telkens weer bezielt) om op de meest ontiechelijke uren mijn vingers op mijn toetstenbord te kleven. Met de dons die nog achteraan mijn ogen plakt en mijn hoofd aarzelend tussen droom en dag, herlees ik een eerdere mail van de architecte. We moeten overgaan tot oplevering van de werken, want een ingebruikname staat wettelijk gezien gelijk met een aanvaarding. Ik word onpasselijk. In de badkamer staat het bad op een dunne transparente stoffige schraaplaag. Verder is er niets. Koud water uit de badkraan, een toilet zonder deur. In gebruik nemen? Wat dan wel? Aanvaarden wordt verward met zonder keuze zitten.
Mijn welvoegelijheidsklep staat nog op een kier vanwege de mislukte nacht. Ze hangt nog los te flapperen achteraan de wekker. Reageren zonder zelfcensuur? Ik deed het nog. Verstandig is het nooit. Elke keer opnieuw werd dat een genante vertoning. Het gaat niet anders nu, al besef ik dat nog niet. In die toestand van vermeend ongedempt gelijk, verplaats ik woorden tot ze vals en sissend uit de zinnen springen, slijp ik klinkers tot ze vlijmscherp van het scherm afsteken. Met minder dan het bot als doel neem ik geen genoegen. Een oefening in creatief cynisme enkel om zichzelf te dienen. Met een fotoreeks van de badkamer die er niet is, vraag ik aan de architecte om even met me mee te kijken. Misschien helpt het haar de kantoorabstracties uit het verhaal te halen, voeg ik toe. Of de wet ook iets zegt hoe we in gebruik moeten nemen wat er niet is. Dan ga ik dreigend voorwaarden stellen. Zonder badkamer voor het bouwverlof wordt er niets getekend. Tenzij ze met een realistische planning afkomt in plaats van de tot op heden bij elkaar gedroomde versies, is er van oplevering geen sprake, wat de wet ook zegt. Wat mij betreft mag ze dan alvast een weekje eerder op vakantie. Ik zet de opperarchitect in "cc", hoewel die tot op heden stoïcijns afwezig gaf.
Het resultaat laat niet op zich wachten. In de loop van de ochtend, de architecte aan de lijn. Ontsteld en gekwetst. Dat ze toch hard werkt voor ons en werkelijk alles doet wat mogelijk is. Dat die oplevering nodig is om ons te beschermen. Dat ze er toch ook niet kan aan doen dat die vloerman zijn beloftes niet nakomt. Dat onze verbouwing de snelste ooit is. Wat later volgt een mail van haar baas. Beleefd en kordaat. Een man met ervaring in het sussen van misnoegde bouwheren met uitstaande rekeningen. Dat we altijd opmerkingen mogen maken maar dat hij de verwijten niet begrijpt. Dat hij graag meewerkt aan een oplossing maar geen heil ziet in het oprakelen van wat vooraf ging. Hij besluit: "als architect hebben wij geen coördinerende taak m.b.t. de aannemingen maar wel een coördinerende taak m.b.t. de uitvoering van de werken". "Juist," gaat het door mijn hoofd, "dat helpt ons alvast geen moer vooruit".
Met de telefoon terug op zijn virtuele haak en de mail terug uit de weg, komt de schaamte geniepig binnenzwalpen. Eerst nog treuzelend maar wat verder wordt al dat vermeend gelijk weggezogen in een gat vol vermoeide twijfels. Moest dat nu echt op die manier? Waarom vouw ik dat cynisme niet naar binnen. Vriendelijk misnoegd is toch veel krachtiger? Zei ik het niet eerder. Buigen is veel duurzamer dan de halstarrigheid van een cynische stijfkop. Waarom wil ik dat niet leren, toch niet als het erop aankomt?
Maar ik herpak me min of meer. Schamen, had ik me eerder als doel gesteld, moest maar eens voorgoed uit mijn resterende dagen verbannen worden. Ergens in het midden van het midden, alweer wat jaren terug, moest dat maar eens ophouden. Schaamte: dat masker met die strakke hypocriete grijns, de belofte van steeds weer uitgestelde perfectie, pastte echt niet langer bij mijn lichaam dat zich hoe langer hoe meer in de richting van de zwaartekracht zag zakken. Ik ging me voortaan bekwamen in aanvaarden. De buitenkant moest maar plooien op de binnenkant in plaats van andersom. Zo kon het masker af. Maar zonder te begrijpen lukt aanvaarden niet, dus ga ik keer op keer in de spleten van verdrongen driften wroeten. Ook nu weer. Dan word ik observator van mijn zelfverzonnen experiment, speel ik wetenschapper en proefdier tegelijk. Van waar die heftigheid om zo weinig? Alsof een mens voorgoed mislukt is als hij twee dagen zonder warm water in het midden van een vroege hittegolf moet doorkomen. Waarom ga ik krijsen als een achtjarige wiens nintendo net is afgepakt? Moet ik daarvoor goedbedoelende mensen tegen hun schenen trappen? Miljoenen mensen hebben geen benul van stromend water, waarom moet ik dan zo galmen?
Ik raak niet verder met dat raadsel. De verbolgenheid, die is oprecht. De emotie die het losmaakt onredelijk heftig. De oorzaak van die gapende kloof blijft uit mijn bewust gezichtsveld. Misschien omdat ik me belogen voel? Omdat men keer op keer "zeker" in de mond nam zonder dat ernstig woord het gewicht te geven waar het recht op heeft? Onmacht om mijn gebrek aan controle? Nog steeds, tegen beter weten in, en na al die probleemloze vermoeiende jaren, een te beperkt buigend vermogen?
zondag 4 juli 2010
Denken met de voeten
Het einde van de maand, het einde van het huurcontract. Het huurthuisje netjes ingepakt en het verbouwde huis niet klaar. Welke onweerswolken de zonnige "natuurlijk komt alles echt op tijd inorde" planning naar de verdoemenis zouden bliksemen was een week of drie geleden niet te voorspellen maar de kans dat het zou gebeuren leek mij alvast bijzonder groot. Te veel onbekenden. Een te rechte lijn tussen al wat nog moest gebeuren met veel te weinig ruimte tussenin. Afhankelijkheden zijn altijd struikelblokken voor de tijdslijn van gelijk welk werkje, of het nu om bouwen van huizen gaat (waar ik geen snars van begrijp) of het ontwikkelen van software (waar ik mijn dagen mee vul). Zonder een gezonde buffer loopt dat zelden goed af. De enige hoop rust dan bij het talent en de motivatie van alle betrokkenen. Iedereen op tijd zijn ding, en iemand met haviksogen en een bullebak mentaliteit er bovenop om bij te sturen, of indien vandoen, ogenblikkelijk over te schakelen op creatieve alternatieven.
In ons geval, hoe kan het ook anders, bleef het haperen bij het iPhone orakelend epoxywonder. Misschien zoek ik bevestiging voor mijn vooroordelen, maar het valt me vaker op. Bestaat er een omgekeerd verband tussen decibels en betrouwbaarheid? Keer op keer, dag op dag, zou er zeker iemand komen. Eerst nog om de vloer te gieten, later, toen daarvoor de tijd verstreken was, om toch alvast de basis te leggen, zodat het meubilair en lavabo's geplaatst konden worden. Iedereen moest uit de weg want die man eiste het hele podium voor zich. Verschijnen deed hij niet, verwittigen evenmin. En dus, terwijl iedereen zat te wachten, deed de tijd wat hij altijd doet. Hij ging onverstoord verder met verdwijnen. Uiteindelijk verschijnt er toch nog iemand op een late middag. Die legt een transparant goedje over de vloer wat na een nachtje polymerizeren een doorschijnende film over de chape legt. Een schraaplaag naar verluidt, een zelfnivellerend solventvrij epoxy-polyether hars, lees ik ergens op het internet. Donkergrijze schijn met stofstrepen, voor ons. De schrijnwerker, die overuren had geklopt om ons te laat bestelde badkamermeubel tijdig af te werken, was de tijd gevolgd. Op weg naar andere klanten waar hij wel kon plaatsen. Wanneer hij terug kon komen wou die brave man niet kwijt. Het bouwverlof stond aan zijn mouw te trekken en hij stak zijn energie bij voorkeur in klanten waar hij ook mocht werken. Hoe kon ik hem ongelijk geven.
Dus, zoals dat altijd gaat bij het verglijden van de tijd, worden de verwachtingen bijgestuurd. Zonder epoxyvloer of badkamermeubel dan maar. Een bad stond er al, tandenpoetsen moest maar in de de keuken. Een toilet en warm stromend water werd de bijgestelde norm. "Tuurlijk" bevestigde de immer vrolijke en optimistische architecte, dat is echt geen probleem. Juist dacht ik, deze "echt" , is "echt echt". De vorige waren om te spelen.
De dag voor de verhuis, de laatste dag van juni, ontsnap ik 's middags uit kantoor en ga toch maar even kijken naar het huis. Met onzeker ergens in mijn genen neergepoot zag ik het toch ook nog graag even met mijn eigen ogen echt inorde komen. Ik kom de loodgieter tegen, dat was alvast de juiste man. Als ik hem vraag of het allemaal inorde komt, fronst hij zijn wenkbrauwen. "Neen, vandaag lukt het niet, ik ben zo weer weg", zegt hij. "Ik kom later wel een keertje terug. Ik heb geen wanden om de toiletten aan te hangen, die worden straks geplaatst". "Hoe moet dat dan?", vraag ik, hulpeloosheid straalt uit mijn ogen. "Wij verhuizen morgen". De brave man reageert verbaasd. "Dat wist ik niet. Maar zonder wand, geen toilet, want die moet hangen". Of hij toch zijn best wou doen vraag ik nog, terwijl ik alvast mijn telefoon tevoorschijn haal om onze architecte aan haar belofte te herinneren.
Ik krijg haar antwoordapparaat om mijn bedenkingen aan te verhalen. Zo gaat dat uiteraard eens murphy zich komt moeien. Zich van geen kwaad bewust, vertelt ze achteraf dat ze onbereikbaar bleef vanwege een etentje met de collega's. Dan gaat de gsm af, dat spreekt voor zich. Daar moeten toiletten van klanten uiteraard voor wijken, ook tijdens de kantooruren. Dan kunnen de haviksogen voor even niet op de werf gericht en gaat de bullebak de schuif in. Zo ken je als klant ook meteen je plaats. Wat uren later, het dessert veroberd, belt de architecte terug. Ze was ogenblikkelijk naar de werf gereden. Daar had de loodgieter dan toch een toilet geinstalleerd gekregen maar het warm water was niet meer gelukt. "Dat komt echt wel inorde," zei ze, na de verhuis. We hadden toch een vaatwasser, en met deze zomerhitte, wie moet er dan warm water?
Dat die vloerman telkens weer zijn kat stuurt, daar kan niemand wat aan doen. Dat er niet wordt overgeschakeld naar een tijdelijk alternatief voor de badkamer, daar heb ik het al veel moeilijker mee. Maar het verhaal van die ontbrekende wanden krijg ik niet doorgeslikt. De ruwbouw en loodgieterij is al weken klaar. De verhuisdatum is al zes maanden gekend. Zowel de mensen van de aannemer die de wanden plaatsen, als de loodgieter, komen als ze daartoe worden aangezet.
Zoals mijn baas het stelt : dit is denkwerk met de voeten. Stap per stap, terwijl na elke pas wordt uitgerust en opnieuw de richting moet bepaald.
In ons geval, hoe kan het ook anders, bleef het haperen bij het iPhone orakelend epoxywonder. Misschien zoek ik bevestiging voor mijn vooroordelen, maar het valt me vaker op. Bestaat er een omgekeerd verband tussen decibels en betrouwbaarheid? Keer op keer, dag op dag, zou er zeker iemand komen. Eerst nog om de vloer te gieten, later, toen daarvoor de tijd verstreken was, om toch alvast de basis te leggen, zodat het meubilair en lavabo's geplaatst konden worden. Iedereen moest uit de weg want die man eiste het hele podium voor zich. Verschijnen deed hij niet, verwittigen evenmin. En dus, terwijl iedereen zat te wachten, deed de tijd wat hij altijd doet. Hij ging onverstoord verder met verdwijnen. Uiteindelijk verschijnt er toch nog iemand op een late middag. Die legt een transparant goedje over de vloer wat na een nachtje polymerizeren een doorschijnende film over de chape legt. Een schraaplaag naar verluidt, een zelfnivellerend solventvrij epoxy-polyether hars, lees ik ergens op het internet. Donkergrijze schijn met stofstrepen, voor ons. De schrijnwerker, die overuren had geklopt om ons te laat bestelde badkamermeubel tijdig af te werken, was de tijd gevolgd. Op weg naar andere klanten waar hij wel kon plaatsen. Wanneer hij terug kon komen wou die brave man niet kwijt. Het bouwverlof stond aan zijn mouw te trekken en hij stak zijn energie bij voorkeur in klanten waar hij ook mocht werken. Hoe kon ik hem ongelijk geven.
Dus, zoals dat altijd gaat bij het verglijden van de tijd, worden de verwachtingen bijgestuurd. Zonder epoxyvloer of badkamermeubel dan maar. Een bad stond er al, tandenpoetsen moest maar in de de keuken. Een toilet en warm stromend water werd de bijgestelde norm. "Tuurlijk" bevestigde de immer vrolijke en optimistische architecte, dat is echt geen probleem. Juist dacht ik, deze "echt" , is "echt echt". De vorige waren om te spelen.
De dag voor de verhuis, de laatste dag van juni, ontsnap ik 's middags uit kantoor en ga toch maar even kijken naar het huis. Met onzeker ergens in mijn genen neergepoot zag ik het toch ook nog graag even met mijn eigen ogen echt inorde komen. Ik kom de loodgieter tegen, dat was alvast de juiste man. Als ik hem vraag of het allemaal inorde komt, fronst hij zijn wenkbrauwen. "Neen, vandaag lukt het niet, ik ben zo weer weg", zegt hij. "Ik kom later wel een keertje terug. Ik heb geen wanden om de toiletten aan te hangen, die worden straks geplaatst". "Hoe moet dat dan?", vraag ik, hulpeloosheid straalt uit mijn ogen. "Wij verhuizen morgen". De brave man reageert verbaasd. "Dat wist ik niet. Maar zonder wand, geen toilet, want die moet hangen". Of hij toch zijn best wou doen vraag ik nog, terwijl ik alvast mijn telefoon tevoorschijn haal om onze architecte aan haar belofte te herinneren.
Ik krijg haar antwoordapparaat om mijn bedenkingen aan te verhalen. Zo gaat dat uiteraard eens murphy zich komt moeien. Zich van geen kwaad bewust, vertelt ze achteraf dat ze onbereikbaar bleef vanwege een etentje met de collega's. Dan gaat de gsm af, dat spreekt voor zich. Daar moeten toiletten van klanten uiteraard voor wijken, ook tijdens de kantooruren. Dan kunnen de haviksogen voor even niet op de werf gericht en gaat de bullebak de schuif in. Zo ken je als klant ook meteen je plaats. Wat uren later, het dessert veroberd, belt de architecte terug. Ze was ogenblikkelijk naar de werf gereden. Daar had de loodgieter dan toch een toilet geinstalleerd gekregen maar het warm water was niet meer gelukt. "Dat komt echt wel inorde," zei ze, na de verhuis. We hadden toch een vaatwasser, en met deze zomerhitte, wie moet er dan warm water?
Dat die vloerman telkens weer zijn kat stuurt, daar kan niemand wat aan doen. Dat er niet wordt overgeschakeld naar een tijdelijk alternatief voor de badkamer, daar heb ik het al veel moeilijker mee. Maar het verhaal van die ontbrekende wanden krijg ik niet doorgeslikt. De ruwbouw en loodgieterij is al weken klaar. De verhuisdatum is al zes maanden gekend. Zowel de mensen van de aannemer die de wanden plaatsen, als de loodgieter, komen als ze daartoe worden aangezet.
Zoals mijn baas het stelt : dit is denkwerk met de voeten. Stap per stap, terwijl na elke pas wordt uitgerust en opnieuw de richting moet bepaald.
dinsdag 29 juni 2010
Drempelgeest
Tussen oud en nieuw was een vergeten drempel blijven liggen. Een stuk parket van vijftig jaar of ouder. Indertijd gelegd om de eeuwigheid te verschalken, maar ook toen, dat blijkt vandaag, was eeuwigheid een illusie. Ooit was het een prachtig stuk vakmanschap, vormde het een naadloze aansluiting tussen de voor- en achterkant van het huis. De deur tussen de twee delen pastte er netjes over. Vooraan voor de heer en vrouw des huizes, achteraan het klootjesvolk. Een drempel tussenin om iedereen zijn plek te tonen.
Een vochtprobleem waarvan de details mee in het graf van de vorige bewoners zijn verdwenen, zette het verval in gang. Onder druk van de zwaartekracht, de houtonvriendelijke natte omgeving en geheel volgens zijn natuur, ging het plooien. Omdat nat hout nu eenmaal plooit en plooien zoveel minder herrie maakt dan breken. Sindsdien was de drempel een struikelblok geworden. Lag hij een centimeter hoger dan de voorste kamer en verhinderde de deur het sluiten. Die bolle vloer en koppige deur waren jaren terug de aanleiding om aan verbouwen te gaan denken. Het idee om dan maar meteen het hele huis erboven mee de schroothoop op te jagen werd ons later ongewild maar indringend ingefluisterd door die immer vermoeiende arrogante dadendrang. Alsof modern zijn enkel met gedoe kan samenhokken in een zelfde mensenhoofd.
Toen het overgrote deel van de bolle vloer en het huis erboven waren afgebroken en terug rechtgezet, kwam vanonder de tijdelijke houten beschermingsmuur onverwacht de drempel terug tevoorschijn. Even bol als zes maanden eerder leek die ons te willen uitlachen. De katalysator van het hele zootje had al dat bruut geweld zonder moeite overleefd. Alsof het, afgerond onder de last van zijn dagen, ons zocht te introduceren in het buigen. Ons tot nederigheid wou aanzetten voor de loeten van het lot en de illusie van controle wou verleren. Hoe ook echte drempels mensen lessen leren.
Maar daarjuist heeft hij de strijd dan toch verloren. Waar het bolle hout lag, gaapt nu een gat. De arduin is ondertussen ook besteld. Zo gaat het altijd. Ervaring wint het op het einde nooit van jeugd. Dat moet wel goed zijn voor de soort, dat weten we van Darwin. Erover zeuren helpt geen mens vooruit.
En de deur? Die gaat vreemd genoeg nog steeds niet dicht. Zouden drempels ook een geest hebben?
Een vochtprobleem waarvan de details mee in het graf van de vorige bewoners zijn verdwenen, zette het verval in gang. Onder druk van de zwaartekracht, de houtonvriendelijke natte omgeving en geheel volgens zijn natuur, ging het plooien. Omdat nat hout nu eenmaal plooit en plooien zoveel minder herrie maakt dan breken. Sindsdien was de drempel een struikelblok geworden. Lag hij een centimeter hoger dan de voorste kamer en verhinderde de deur het sluiten. Die bolle vloer en koppige deur waren jaren terug de aanleiding om aan verbouwen te gaan denken. Het idee om dan maar meteen het hele huis erboven mee de schroothoop op te jagen werd ons later ongewild maar indringend ingefluisterd door die immer vermoeiende arrogante dadendrang. Alsof modern zijn enkel met gedoe kan samenhokken in een zelfde mensenhoofd.
Toen het overgrote deel van de bolle vloer en het huis erboven waren afgebroken en terug rechtgezet, kwam vanonder de tijdelijke houten beschermingsmuur onverwacht de drempel terug tevoorschijn. Even bol als zes maanden eerder leek die ons te willen uitlachen. De katalysator van het hele zootje had al dat bruut geweld zonder moeite overleefd. Alsof het, afgerond onder de last van zijn dagen, ons zocht te introduceren in het buigen. Ons tot nederigheid wou aanzetten voor de loeten van het lot en de illusie van controle wou verleren. Hoe ook echte drempels mensen lessen leren.
Maar daarjuist heeft hij de strijd dan toch verloren. Waar het bolle hout lag, gaapt nu een gat. De arduin is ondertussen ook besteld. Zo gaat het altijd. Ervaring wint het op het einde nooit van jeugd. Dat moet wel goed zijn voor de soort, dat weten we van Darwin. Erover zeuren helpt geen mens vooruit.
En de deur? Die gaat vreemd genoeg nog steeds niet dicht. Zouden drempels ook een geest hebben?
dinsdag 15 juni 2010
zondag 13 juni 2010
De badkamer
Het heeft best lang geduurd maar nu is het dan toch zover. Botte ongenuanceerde ergernis. Dan wil ik vloeken spuwen in het aangezicht van hen die ik voor de gelegenheid de stempel onbekwaam heb opgedrukt. Dan zou ik ze bij de schouders willen grijpen en door elkaar schudden om hen te wijzen op hun miserabel falen. Ze bij het nekvel grijpen en hen met de neus in hun zielige gebrek aan toewijdig en talent wrijven om ze uiteindelijk met een schop onder hun luie kont voorgoed het half afgewerkte huis uit te trappen. Dan word ik cynisch als geen ander en schrijf ik mails in zure zwarte gal. Ik herken dan in mezelf de archetypische arrogante en betweterige vent die ik meestal netjes weg kan moffelen, die als ik hem in een ander tegenkom, zo kan misprijzen. Niet dat iets van dat alles ooit al te fel of onverbloemd naar buiten straalt. De eerste lading is altijd voor mijn vrouw en af en toe ook wel voor een verre vriend. Die mogen dan aanhoren hoe ik de mensheid ben gaan haten. Als geen ander kunnen ze me dan sussen. Ze verdoven, enkel door te luisteren en een welgemeende knik of subtiele houding van hoofd of handen, de razende vuurzee in mijn kop. Dan gaat het nog wat liggen sissen om me uiteindelijk toch weer tot het besef te brengen dat niet ingeloste verwachtingen telkens weer hun oorsprong vinden in de verwachtingen zelf, en maar zelden bij hen die ze verondersteld worden in te lossen.
De badkamer, de aanleiding van al die heftigheid, wordt voor ons ontworpen door een interieurarchitecte die we zonder extra kosten bij de diensten van het architectenbureau krijgen. Als iets een zootje is geworden dan is het wel de badkamer. Het ontwerp krijgt voorlopig het voordeel van de twijfel. Of het straks allemaal handig in dagelijks gebruik wordt moet nog blijken, maar op het voor leken begrijpelijk 3D plannetje in vierkleuren druk zag het er wel netjes uit. En verder klopte er niets. Onze keukenman, ook aangesproken om de badkamer in mekaar te timmeren, een man van weinig woorden en veel praktijk, stond er wat beduusd naar te staren terwijl hij zijn schrijnwerkerij aan het opmeten was. "Ik krijg nooit zo een gedetailleerd uitgewerkt ontwerp. Jammer dat het weinig te maken heeft met jullie badkamer", was zijn laconieke bedenking. Daarop ging hij met meter, notaboekje en potlood aan de slag. Het plan eindigde in een hoekje.
Naast de klassieke spulletjes die een mens deze dagen in zijn badkamer kwijt wil, moet er in ons geval ook een trap naar een hoger gelegen waskamer komen, moet de afzuigbuis van de dampkap door de badkamer passeren en hebben we op aanraden gekozen voor een epoxy vloer.
Het dampkapgat was al voorgeboord zowel in het dak als in de vloer van de badkamer. Daar had de aannemer voor gezorgd. Netjes boven elkaar en volgens plan en ook op een volledige verkeerde plaats. Een nieuw gat in het afgewerkte dak leek technisch geen optie en een nieuw gat in de badkamervloer boven de kookplaat kon ook al niet vanwege allerlei leidingen in de vers gegoten chape. Na veel gepalaver werd er dan maar gekozen om ergens halfweg de boor in de vloer te zetten zodat dampkapbuis straks ergens in een stuk meubel weggemoffeld kan worden op haar kronkelige weg van keuken naar dak.
De trap van badkamer naar waskamer bleek al even lastig te organizeren. Op plan was het geen probleem maar de details van hoe die trap aan het bad moest aangewerkt worden, daar had niemand bij stilgestaan. Het plan eindigde dus ook deze keer aan de zijlijn en er ontstond een geanimeerd gesprek tussen aannemer, architect en loodgieter. We stonden er wat naar te kijken tot er plots werd voorgesteld een extra muurtje van een meter tussen bad en trap te metselen. Dat zag mijn vrouw dan weer niet zitten. Ze kon het zich maar moeilijk voorstellen. De architect, eens je haar aandacht hebt altijd bereid te helpen, begon direct te schetsen. Onnodig vond mijn vrouw die op zoek ging naar een stuk bouwafval van het juiste formaat om als virtuele muur te dienen. In geen tijd stond er een modelmuurtje. Minder werk dan tekenen en beduidend realistischer. De aannemer kon er om lachen, de architecte ook, zei het iets minder overtuigend. Het voorstel met het muurtje, daarvan was iedereen wel overtuigd, werd terug afgevoerd.
Ook de vloer moest even doorgesproken. Op een avond werden de epoxy specialist van dienst en onze schrijnwerker aan elkaar voorgesteld. Een groter contrast is moeilijk denkbaar. De schrijnwerker met zijn taal wars van alle overbodigheid en de epoxyman die was blijven hangen in zijn blinkend verkopersjargon. Hij had nog wel een praktische vraag en ook een tip of twee, maar dan kwam zijn iPhone boven en moesten we bewonderend kijken naar alle epoxy projecten die hij in binnen- en buitenland met groot succes en navolging schitterend had afgewerkt. Zo had hij een eigen collectie vloeren ontworpen en of ons dat niet interesseerde. Echt niet nee, die van ons wordt grijs, zo steek ik straks minder af bij het tanden poetsen. Terwijl de schrijnwerker zich stiekem verwijderde, ratelde het vloerorakel aan één stuk door. Bij elke iPhone foto een succesverhaal. Terloops passeerde ook zijn eigen loft. Gekocht om te weten waarvoor hij ging werken. Eerst had hij een huis, maar dat had hij door "omstandigheden" moeten verkopen voegde hij er aarzelend aan toe. Dat die extraverte brave man gescheiden was wisten we zo dan ook alweer. Of die bijeenkomst wel zo nuttig was is trouwens lang niet duidelijk. De interieurarchitecte, die op geen uurtje werken kijkt, was mee afgekomen om alles op te volgen en te coördineren. Achteraf moest de aannemer wel zelf naar het epoxywonder bellen, want of die trap nu in steen of multiplex moest, was met al dat geleuter iedereen ontgaan.
En nu? Nu begint week 24. Dat is volgens de planning van een paar maanden terug de laatste week van de verbouwing. Ondanks herhaalde vragen om een aangepaste planning op te maken lijkt zich niemand daar om te bekommeren. Dat de electriciteit nog steeds niet is afgewerkt (week 22), de sanitaire toestellen (week 23) er niet staan omdat de muur om de toiletten aan op te hangen is vergeten, de pleisterwerken voor buiten nog moeten starten (week 22), baart blijkbaar nog steeds geen zorgen. "Alles komt op tijd in orde", blijft de architecte ongehinderd door wat er op de werf gebeurt (of niet gebeurt), herhalen. Ik geloof er geen snars van. Maar, zo heb ik met de jaren ook geleerd, of ik me nu erger of ga zitten koppen in een hoekje met mijn handen in mijn schoot, het speelt geen rol. Het geraakt wel af, als het af is, maar binnen twee weken zal dat niet zijn.
Dus oefen ik maar verder in onthechting. Ik adem in, adem uit, adem…..
De badkamer, de aanleiding van al die heftigheid, wordt voor ons ontworpen door een interieurarchitecte die we zonder extra kosten bij de diensten van het architectenbureau krijgen. Als iets een zootje is geworden dan is het wel de badkamer. Het ontwerp krijgt voorlopig het voordeel van de twijfel. Of het straks allemaal handig in dagelijks gebruik wordt moet nog blijken, maar op het voor leken begrijpelijk 3D plannetje in vierkleuren druk zag het er wel netjes uit. En verder klopte er niets. Onze keukenman, ook aangesproken om de badkamer in mekaar te timmeren, een man van weinig woorden en veel praktijk, stond er wat beduusd naar te staren terwijl hij zijn schrijnwerkerij aan het opmeten was. "Ik krijg nooit zo een gedetailleerd uitgewerkt ontwerp. Jammer dat het weinig te maken heeft met jullie badkamer", was zijn laconieke bedenking. Daarop ging hij met meter, notaboekje en potlood aan de slag. Het plan eindigde in een hoekje.
Naast de klassieke spulletjes die een mens deze dagen in zijn badkamer kwijt wil, moet er in ons geval ook een trap naar een hoger gelegen waskamer komen, moet de afzuigbuis van de dampkap door de badkamer passeren en hebben we op aanraden gekozen voor een epoxy vloer.
Het dampkapgat was al voorgeboord zowel in het dak als in de vloer van de badkamer. Daar had de aannemer voor gezorgd. Netjes boven elkaar en volgens plan en ook op een volledige verkeerde plaats. Een nieuw gat in het afgewerkte dak leek technisch geen optie en een nieuw gat in de badkamervloer boven de kookplaat kon ook al niet vanwege allerlei leidingen in de vers gegoten chape. Na veel gepalaver werd er dan maar gekozen om ergens halfweg de boor in de vloer te zetten zodat dampkapbuis straks ergens in een stuk meubel weggemoffeld kan worden op haar kronkelige weg van keuken naar dak.
De trap van badkamer naar waskamer bleek al even lastig te organizeren. Op plan was het geen probleem maar de details van hoe die trap aan het bad moest aangewerkt worden, daar had niemand bij stilgestaan. Het plan eindigde dus ook deze keer aan de zijlijn en er ontstond een geanimeerd gesprek tussen aannemer, architect en loodgieter. We stonden er wat naar te kijken tot er plots werd voorgesteld een extra muurtje van een meter tussen bad en trap te metselen. Dat zag mijn vrouw dan weer niet zitten. Ze kon het zich maar moeilijk voorstellen. De architect, eens je haar aandacht hebt altijd bereid te helpen, begon direct te schetsen. Onnodig vond mijn vrouw die op zoek ging naar een stuk bouwafval van het juiste formaat om als virtuele muur te dienen. In geen tijd stond er een modelmuurtje. Minder werk dan tekenen en beduidend realistischer. De aannemer kon er om lachen, de architecte ook, zei het iets minder overtuigend. Het voorstel met het muurtje, daarvan was iedereen wel overtuigd, werd terug afgevoerd.
Ook de vloer moest even doorgesproken. Op een avond werden de epoxy specialist van dienst en onze schrijnwerker aan elkaar voorgesteld. Een groter contrast is moeilijk denkbaar. De schrijnwerker met zijn taal wars van alle overbodigheid en de epoxyman die was blijven hangen in zijn blinkend verkopersjargon. Hij had nog wel een praktische vraag en ook een tip of twee, maar dan kwam zijn iPhone boven en moesten we bewonderend kijken naar alle epoxy projecten die hij in binnen- en buitenland met groot succes en navolging schitterend had afgewerkt. Zo had hij een eigen collectie vloeren ontworpen en of ons dat niet interesseerde. Echt niet nee, die van ons wordt grijs, zo steek ik straks minder af bij het tanden poetsen. Terwijl de schrijnwerker zich stiekem verwijderde, ratelde het vloerorakel aan één stuk door. Bij elke iPhone foto een succesverhaal. Terloops passeerde ook zijn eigen loft. Gekocht om te weten waarvoor hij ging werken. Eerst had hij een huis, maar dat had hij door "omstandigheden" moeten verkopen voegde hij er aarzelend aan toe. Dat die extraverte brave man gescheiden was wisten we zo dan ook alweer. Of die bijeenkomst wel zo nuttig was is trouwens lang niet duidelijk. De interieurarchitecte, die op geen uurtje werken kijkt, was mee afgekomen om alles op te volgen en te coördineren. Achteraf moest de aannemer wel zelf naar het epoxywonder bellen, want of die trap nu in steen of multiplex moest, was met al dat geleuter iedereen ontgaan.
En nu? Nu begint week 24. Dat is volgens de planning van een paar maanden terug de laatste week van de verbouwing. Ondanks herhaalde vragen om een aangepaste planning op te maken lijkt zich niemand daar om te bekommeren. Dat de electriciteit nog steeds niet is afgewerkt (week 22), de sanitaire toestellen (week 23) er niet staan omdat de muur om de toiletten aan op te hangen is vergeten, de pleisterwerken voor buiten nog moeten starten (week 22), baart blijkbaar nog steeds geen zorgen. "Alles komt op tijd in orde", blijft de architecte ongehinderd door wat er op de werf gebeurt (of niet gebeurt), herhalen. Ik geloof er geen snars van. Maar, zo heb ik met de jaren ook geleerd, of ik me nu erger of ga zitten koppen in een hoekje met mijn handen in mijn schoot, het speelt geen rol. Het geraakt wel af, als het af is, maar binnen twee weken zal dat niet zijn.
Dus oefen ik maar verder in onthechting. Ik adem in, adem uit, adem…..
donderdag 3 juni 2010
Hangpot
De rode cijfers van de wekker zijn langer onderweg naar 'zes' dan anders. Vroeger 'op' mag niet van mezelf, ook al duurt het verdwijnen van de nacht langer dan gewoonlijk. Na al die jaren is er regelmaat ontstaan. In de week gunt mijn hoofd mijn lijf een uur of vijf. Daarna schakelt het terug aan. Eerst nog twijfelend. Zoals de eerste vogel die de dageraad aftast. Een enkele gedachte die ergens uit een droom naar boven stapt en twijfelt of ze wel bewust wil worden. Maar eens die grens doorbroken zwelt het gekwetter in geen tijd aan, tot een niet te harden kabaal. Slapen is dan wel voorbij. Het is vermoeiend, wakker liggen met een hoofd vol troep die overal naartoe wil maar nergens heen leidt. Als uiteindelijk de cijfers naar "06:00" verspringen, is dat altijd weer een opluchting. Eens rechtop kalmeert de draaikolk tot rechtlijnigheid. Nog steeds geen stilte, maar het scheelt toch wat in herrie. Dan kan ik, net zoals de volgeltjes, wat rond gaan fladderen en hoef ik niet meer met mezelf te liggen tateren.
Minuten later, de eerste caffeïne. Beter spul om de laatste sluimerende spoken te verjagen is ondenkbaar. Nog een uurtje en er verschijnt ander leven in het minihuisje. De dag vertrekt dan echt. Dan moet er melk op tafel, tot tanden poetsen worden aangezet, en de nintendo moet opzij want de schoolpoort opent zodadelijk haar kindverslindende muil. Als dat allemaal zonder al te grote drama's lukt, dan weet ik dat de dag ok zal zijn.
Vandaag is zo een dag. Zo'n dag die alles heeft om helemaal ok te worden. Buiten hangt de ochtendkoelte en de late lente zon. Veel meer dan de zomer is dat 'mijn' periode van het jaar. Met een fiets en een step en de kinderen naar school. De innigheid van het afscheid mindert maand per maand. Ze schamen zich nog net niet voor hun grijze vergezeller. Zo hoort dat ook vermoed ik.
Zodra de schoolpoort ze heeft ingeslikt, de fiets terug op en naar het werk. Een hand in mijn, zak, een hand aan het stuur, mijn hoofd in de wolken, mijn gedachten bij verbouwen en toiletten. Niet ongevaarlijk in de immer fietsonvriendelijke ochtendspits. De oorzaak van die misplaatste bezigheid is een vrachtwagen vol mobiele toiletten die passeert. Hoe kom je ertoe vraag ik me af. Sta je op een blauwe maandag op en stel je vast: "mijn toekomst is toiletten gaan verhuren" ? Stap je naar een bank en leen je een hoop centen om een voorraad aan te leggen? Hoe maak je dan je "business plan"? Ondernemers zijn zowieze al vreemde wezens, maar om dan ook nog met mobiele toiletten te gaan leuren. Maar nuttig is het wel. Ook voor onze kakelverse deur staat een groene doos. Die van ons heet "ecotoilet". Zelfs de naam van de werftoilet moet klinken in de markt. Vreemd dat ze die niet afsluiten dacht ik onlangs. Nu en dan passeert er volk op straat wat zich verveelt, of omdat ze kansarm zijn, vinden dat ze spiegels van auto's mogen trappen of in brievenbussen kunnen plassen. Dat zo'n ongesloten toiletbox er zo netjes bij blijft staan. Achteraf vertelt de aannemer dat je die spullen met wekelijkse poetsbeurt huurt, en dat gedoe met sloten het maar moeilijk maakt voor zij die moeten. Verder functioneert de ecobox als doorgeefluik van onze voordeursleutel. Een deurmat in vermomming. Het voelt wat onwennig aan te weten dat de sleutel daar te grabbel ligt, maar met een slot dat aan het einde van de maand wordt vervangen, zal het wel ok zijn.
Als er al een twistpunt is ontstaan in al die maanden vol van keuzes, dan is dat het toilet. Niet die ecobox, maar het echte spul wat hopelijk ooit binnen komt te staan voor ons en onze gasten. Staan? Nu ja, het moest hangen, want dat is makkelijk in onderhoud. En verder komt zo'n ding in duizend vormen. Ik wou een duur model zonder gaten voor de ophanging, mijn vrouw een goedkoper maar met gaten. "Maar dat verzamelt zoveel stof", zei ik. "Alsof jij daar last van hebt", zei zij. Zij had gelijk, ik kreeg mijn zin. Gelukkig denk ik nu. Anders zou de ophanging duurder komen dan de pot. Die ophanging, of vooral de prijs ervan, verscheen onaangekondigd op de offerte. De sanitaire kleine lettertjes. Iedere verkoper zijn trukendoos om kopers te misleiden. Ik vroeg het me nog af. Zijn er dan die zichzelf een hangtoilet zonder ophanging aanschaffen?
Nog even en ze zijn er, het koppel op te hangen potten. Week 23 komt de loodgieter de sanitaire toestellen installeren. Ik reserveer mezelf het recht er als eerste op te gaan zitten. Zou het, zoals mijn bureaustoel, zachtjes veren en ook in de hoogte verstelbaar zijn? Voor een ophanging van die prijs zou dat toch moeten kunnen?
Minuten later, de eerste caffeïne. Beter spul om de laatste sluimerende spoken te verjagen is ondenkbaar. Nog een uurtje en er verschijnt ander leven in het minihuisje. De dag vertrekt dan echt. Dan moet er melk op tafel, tot tanden poetsen worden aangezet, en de nintendo moet opzij want de schoolpoort opent zodadelijk haar kindverslindende muil. Als dat allemaal zonder al te grote drama's lukt, dan weet ik dat de dag ok zal zijn.
Vandaag is zo een dag. Zo'n dag die alles heeft om helemaal ok te worden. Buiten hangt de ochtendkoelte en de late lente zon. Veel meer dan de zomer is dat 'mijn' periode van het jaar. Met een fiets en een step en de kinderen naar school. De innigheid van het afscheid mindert maand per maand. Ze schamen zich nog net niet voor hun grijze vergezeller. Zo hoort dat ook vermoed ik.
Zodra de schoolpoort ze heeft ingeslikt, de fiets terug op en naar het werk. Een hand in mijn, zak, een hand aan het stuur, mijn hoofd in de wolken, mijn gedachten bij verbouwen en toiletten. Niet ongevaarlijk in de immer fietsonvriendelijke ochtendspits. De oorzaak van die misplaatste bezigheid is een vrachtwagen vol mobiele toiletten die passeert. Hoe kom je ertoe vraag ik me af. Sta je op een blauwe maandag op en stel je vast: "mijn toekomst is toiletten gaan verhuren" ? Stap je naar een bank en leen je een hoop centen om een voorraad aan te leggen? Hoe maak je dan je "business plan"? Ondernemers zijn zowieze al vreemde wezens, maar om dan ook nog met mobiele toiletten te gaan leuren. Maar nuttig is het wel. Ook voor onze kakelverse deur staat een groene doos. Die van ons heet "ecotoilet". Zelfs de naam van de werftoilet moet klinken in de markt. Vreemd dat ze die niet afsluiten dacht ik onlangs. Nu en dan passeert er volk op straat wat zich verveelt, of omdat ze kansarm zijn, vinden dat ze spiegels van auto's mogen trappen of in brievenbussen kunnen plassen. Dat zo'n ongesloten toiletbox er zo netjes bij blijft staan. Achteraf vertelt de aannemer dat je die spullen met wekelijkse poetsbeurt huurt, en dat gedoe met sloten het maar moeilijk maakt voor zij die moeten. Verder functioneert de ecobox als doorgeefluik van onze voordeursleutel. Een deurmat in vermomming. Het voelt wat onwennig aan te weten dat de sleutel daar te grabbel ligt, maar met een slot dat aan het einde van de maand wordt vervangen, zal het wel ok zijn.
Als er al een twistpunt is ontstaan in al die maanden vol van keuzes, dan is dat het toilet. Niet die ecobox, maar het echte spul wat hopelijk ooit binnen komt te staan voor ons en onze gasten. Staan? Nu ja, het moest hangen, want dat is makkelijk in onderhoud. En verder komt zo'n ding in duizend vormen. Ik wou een duur model zonder gaten voor de ophanging, mijn vrouw een goedkoper maar met gaten. "Maar dat verzamelt zoveel stof", zei ik. "Alsof jij daar last van hebt", zei zij. Zij had gelijk, ik kreeg mijn zin. Gelukkig denk ik nu. Anders zou de ophanging duurder komen dan de pot. Die ophanging, of vooral de prijs ervan, verscheen onaangekondigd op de offerte. De sanitaire kleine lettertjes. Iedere verkoper zijn trukendoos om kopers te misleiden. Ik vroeg het me nog af. Zijn er dan die zichzelf een hangtoilet zonder ophanging aanschaffen?
Nog even en ze zijn er, het koppel op te hangen potten. Week 23 komt de loodgieter de sanitaire toestellen installeren. Ik reserveer mezelf het recht er als eerste op te gaan zitten. Zou het, zoals mijn bureaustoel, zachtjes veren en ook in de hoogte verstelbaar zijn? Voor een ophanging van die prijs zou dat toch moeten kunnen?

maandag 24 mei 2010
Dertig
"Goed dat je geen dertig meer bent", mompelt hij, terwijl hij met zijn muis het driedimensionele mri beeld van mijn knie over zijn scherm in alle richting laat draaien en kantelen. "Die knie gaat nog van zich laten horen. Kijk, dit is de minuscus aan de buitenkant. Die ligt in je knie te flapperen. Daarom strekt die knie niet meer, dat spreekt voor zich. Die flap, die moet eruit. En hier, hier zat ooit je kruisband. Na twintig jaar zonder, vult je lichaam die ruimte op met weefsel en nu zit dat ook wat in de weg. Dat haal ik voor je weg. En hier, hier zie je kraakbeenletsel. Soms wel van de vijfde graad. Echt niet goed, daar kan ik niets aan doen". Niet dat ik zelf iets zie, maar hij straalt vertrouwen uit en dat scheelt direct in dat van mij. Ik vermoed dat de orthopedist van dienst met zijn opmerking over mijn leeftijd wou insinueren dat hij meer vitale delen vroeger voorgoed zag falen. Een hele troost, dacht ik nog.
Net nog kwam ik ook al dertig tegen. De laatste huishuur van onze tijdelijke woonst was van onze bankrekening verdwenen. "Nog dertig dagen", dacht ik, en we zijn aan de verhuis naar huis terug toe. Dat was weer wel een troost.
Getallen haken zich regelmatig vast in mijn hoofd, zeker als ze tijd aanduiden. Dan gaan ze op mijn ziel staan dansen. Dan wil ik plots begrijpen waar die tijd naar toe is. Letterlijk. Waar ligt die verdwenen tijd dan stof te vangen? Mag ik hem nog even, wil ik dan aan iemand vragen? Ik zou zou graag mijn vader nog eens zien, of een babbel met dat lief van toen. Opgeslokt in mijn verleden, verdwenen in haar toekomst. Maar niemand anwoordt. De tijd, daar kan een mens op aan, doet altijd weer zijn ding. Hij zwijgt en ondertussen schuift hij onverschillig op naar later. Heel bedaard zonder zich te haasten en tegelijkertijd aan een duizelingwekkende rotvaart. Achteraan kletteren we er af, vooraan schuiven er verse "mensjes" bij.
De vijfde maand onder het minidak ligt achter ons, de laatste kan beginnen. Hoe snel het ook ging, zolang lijken we hier al te wonen. Die tegenstrijdigheid tussen snel en lang valt me vaker op. Al die dagen met hun zelfde vulsel op het ritme van een werkweek. Het verschil vervaagt en doet zich voor als eeuwigheid. Ik wentel me erin, in die oeverloze en pietluttige routine. Het duwt me door de dag en verbergt de lichtheid van de holle echokamers onderaan. Verandering merk ik enkel bij de kinderen. Die minimensjes, dag per dag wat meer zichzelf. In dat groeien lees ik nog wel eens oorsprong die ook angst aanjaagt. Soms grijpt het me naar de keel. Dan besef ik dat er weer een week in "het gat" gedonderd is, en wil ik plots bewust gaan leven. Maar naast de ogen van mijn vrouw blijkt routine de beste troost die ik kan vinden, dus dat breken met de sleur, dat laat ik maar aan me voorbij gaan.
Maar, en daar gaat het hier toch over, met de verbouwing gaat het meestal goed. Dat wil zeggen, het plan wordt grotendeels gevolgd. De timing blijft nog altijd even scherp. De ramen kwamen binnenwandelen en passen netjes in de voorziene gaten in de muur. Op de grond ligt vloerverwarming op de isolatie en daarbovenop een vieze grijze brij, de lang verwachte chape. Wat is dat een boeltje. Toen ik 's morgens langs het huis passeerde vond ik voor de deur alweer een tientonner en in het huis een man, midden in een grijze smurie. 's Avonds lag de brij op de daartoe voorziene plaatsen netjes glad en waterpas. En verder overal restanten van het spul, soms letterlijk een centimeter dik. Chapen en vegen, het lijkt niet compatibel. Ik dan maar met die troep gaan vechten. Zo besefte ik meteen terug waarom ik mezelf niet heb meegeteld in al wat met verbouwen heeft te maken. Ik bak er toch niets van. Het maakt me zelden vrolijk. De confrontatie met mijn beperkingen hoef ik niet, en zelfs zonder iets voor mezelf te plannen, doe ik vast genoeg.
Maar het gaat vooruit, onmiskenbaar : na een dak, nu ook de ramen en een basis voor de vloer. Ook de nieuwe regenpijp is aangekomen en staat broederlijk naast die van onze buur te glimmen en de gevel te ontsieren.
Hoe op de resterende dertig dagen uit dat halve huis iets leefbaars moet ontstaan, is mij nog altijd niet erg duidelijk. De bezetting afwerken langs binnen. Isolatie en crepie langs buiten, een vloer of twee met tegels en epoxy, een terras allicht, en altijd handig, een keuken, badkamer en toilet. Daarna moet ook nog alles opgekuist en uitgepakt. Dat laatste is voor ons. Maar met een werktripje naar Madrid voor mijn vrouw, eentje naar Minsk voor mij, en een dagje ziekenhuis en krukken om mee terug te keren, lijkt dat ook niet zo vanzelfsprekend.
Rustig wordt het niet dat mag wel duidelijk zijn. Ondertussen blijven de cijfers rondjes draaien in mijn hoofd: dertig jaar, dertig dagen, dertig jaar ,dertig dagen…..
Net nog kwam ik ook al dertig tegen. De laatste huishuur van onze tijdelijke woonst was van onze bankrekening verdwenen. "Nog dertig dagen", dacht ik, en we zijn aan de verhuis naar huis terug toe. Dat was weer wel een troost.
Getallen haken zich regelmatig vast in mijn hoofd, zeker als ze tijd aanduiden. Dan gaan ze op mijn ziel staan dansen. Dan wil ik plots begrijpen waar die tijd naar toe is. Letterlijk. Waar ligt die verdwenen tijd dan stof te vangen? Mag ik hem nog even, wil ik dan aan iemand vragen? Ik zou zou graag mijn vader nog eens zien, of een babbel met dat lief van toen. Opgeslokt in mijn verleden, verdwenen in haar toekomst. Maar niemand anwoordt. De tijd, daar kan een mens op aan, doet altijd weer zijn ding. Hij zwijgt en ondertussen schuift hij onverschillig op naar later. Heel bedaard zonder zich te haasten en tegelijkertijd aan een duizelingwekkende rotvaart. Achteraan kletteren we er af, vooraan schuiven er verse "mensjes" bij.
De vijfde maand onder het minidak ligt achter ons, de laatste kan beginnen. Hoe snel het ook ging, zolang lijken we hier al te wonen. Die tegenstrijdigheid tussen snel en lang valt me vaker op. Al die dagen met hun zelfde vulsel op het ritme van een werkweek. Het verschil vervaagt en doet zich voor als eeuwigheid. Ik wentel me erin, in die oeverloze en pietluttige routine. Het duwt me door de dag en verbergt de lichtheid van de holle echokamers onderaan. Verandering merk ik enkel bij de kinderen. Die minimensjes, dag per dag wat meer zichzelf. In dat groeien lees ik nog wel eens oorsprong die ook angst aanjaagt. Soms grijpt het me naar de keel. Dan besef ik dat er weer een week in "het gat" gedonderd is, en wil ik plots bewust gaan leven. Maar naast de ogen van mijn vrouw blijkt routine de beste troost die ik kan vinden, dus dat breken met de sleur, dat laat ik maar aan me voorbij gaan.
Maar, en daar gaat het hier toch over, met de verbouwing gaat het meestal goed. Dat wil zeggen, het plan wordt grotendeels gevolgd. De timing blijft nog altijd even scherp. De ramen kwamen binnenwandelen en passen netjes in de voorziene gaten in de muur. Op de grond ligt vloerverwarming op de isolatie en daarbovenop een vieze grijze brij, de lang verwachte chape. Wat is dat een boeltje. Toen ik 's morgens langs het huis passeerde vond ik voor de deur alweer een tientonner en in het huis een man, midden in een grijze smurie. 's Avonds lag de brij op de daartoe voorziene plaatsen netjes glad en waterpas. En verder overal restanten van het spul, soms letterlijk een centimeter dik. Chapen en vegen, het lijkt niet compatibel. Ik dan maar met die troep gaan vechten. Zo besefte ik meteen terug waarom ik mezelf niet heb meegeteld in al wat met verbouwen heeft te maken. Ik bak er toch niets van. Het maakt me zelden vrolijk. De confrontatie met mijn beperkingen hoef ik niet, en zelfs zonder iets voor mezelf te plannen, doe ik vast genoeg.
Maar het gaat vooruit, onmiskenbaar : na een dak, nu ook de ramen en een basis voor de vloer. Ook de nieuwe regenpijp is aangekomen en staat broederlijk naast die van onze buur te glimmen en de gevel te ontsieren.
Hoe op de resterende dertig dagen uit dat halve huis iets leefbaars moet ontstaan, is mij nog altijd niet erg duidelijk. De bezetting afwerken langs binnen. Isolatie en crepie langs buiten, een vloer of twee met tegels en epoxy, een terras allicht, en altijd handig, een keuken, badkamer en toilet. Daarna moet ook nog alles opgekuist en uitgepakt. Dat laatste is voor ons. Maar met een werktripje naar Madrid voor mijn vrouw, eentje naar Minsk voor mij, en een dagje ziekenhuis en krukken om mee terug te keren, lijkt dat ook niet zo vanzelfsprekend.
Rustig wordt het niet dat mag wel duidelijk zijn. Ondertussen blijven de cijfers rondjes draaien in mijn hoofd: dertig jaar, dertig dagen, dertig jaar ,dertig dagen…..

zondag 9 mei 2010
Pijp en zuigwerk
Wat een titel
Wat nu? Een trendbreuk? Een "knt" fragment in dat immer melige gemijmer? Iemand betrapt op ongeoorloofde pikante werfaktiviteiten? Ach nee natuurlijk niet, alsof ik er dan ook nog verslag van zou uitbrengen. Ik was altijd al te braaf om te choqueren. Confrontaties ga ik liever uit de weg. Ik wentel me het liefst in grijs, of dat wil ik graag geloven. Misschien te bang en laf om ook wat kleur te tonen. Of te onzeker dan misschien? Dat laatste klinkt alvast wat zachter voor mijn ego.
Maar er valt wel een verhaaltje te vertellen. Eentje waarin de dubbelzinnige titel zijn bestaansrecht vindt.
Wat voorafging….
De laatste weken verdween er onredelijk veel tijd aan het organizeren van een regenpijp. Hoe banaal moet het zijn? Loodgieterij: nuttig en noodzakelijk, maar valt er ook voldoening in te vinden? De afwatering van de dakgoot aan de straatkant loopt doorheen het huis. Een zinken goot leidt al honderd jaar het water van de straatkant naar de achtergevel, waar het dan wordt afgevoerd. Of werd afgevoerd om juist te zijn. Want samen met de achterbouw is ook die afvoer tot schroot gedegradeerd. Ooit was die vreemde constructie bij wet verplicht. Stedenbouwkundig was het verboden regenpijpen tegen de voorgevel te installeren. Een schuchtere poging om de chaos van het bouwend stadsvolk wat te temperen? Naar de achterzijde met die troep, zolang de voorkant maar blijft glimmen. Maar die regel is alweer een tijdje afgevoerd. De generatie ambentaren waarvan er misschien wel eentje zijn carrière aan dat "artikeltje" had vastgehaakt, verdwenen in de tijd. Gezien de wirwar van draden, kabels en bakjes in alle maten en kleuren die tegenwoordig aan de buitenkant van gevels hangen bengelen, lijkt me dat voor een keertje zelfs vooruitgang. Dat zo de klotsende regenmeter het huis uit kan, is meegenomen.
Onlangs liet de zinken goot nog van zich horen. Ogenschijnlijk zonder reden en na jaren trouwe dienst, was ze gaan lekken. Door onaangename geuren naar boven gelokt stond ik plots op zompig vast tapijt. Een leeg en oud ikea kastje kletsnat, de goot, allicht balorig over haar nakend einde, liet het water binnensijpelen in plaats van het netjes door het huis te loodsen. Kunnen afgedankte zinken goten staken? De aannemer wordt in allerijl gewaarschuwd. Hij stuurt een moedig man die onverdroten het schuine dak opklautert. Ik kijk angstig toe vanop de straat naar al die bouwvakkersacrobatie. Wat later verschijnt de waaghals veilig terug met wat troep die ergens bovenaan een aansluiting verstopte en de normale afvoer onmogelijk maakte. Er wordt wat gemompeld over dakwerken bij mijn buur en een vakman die zijn overschot niet zou hebben opgeruimd. Ik sta er wat beduusd naar te luisteren. Terwijl er wekenlang tonnen schroot over ons dak wordt afgevoerd in niet altijd even netjes gestapelde stortbakken zou de rommel van mijn buur afkomstig zijn? Alsof er van zo'n stortbak nooit iets zou zijn afgevallen. Ik laat het maar voor wat het is maar neem me voor om straks bij een eventuele extra factuur, moedig te weigeren.
Het plan…
Eerder waren de architect, de aannemer en de loodgieter van dienst tot het besluit gekomen dat een nieuwe regenpijp langs buiten installeren kostelijk kon worden. Er zat allerlei in de weg. Een straatlamp, bakjes en doosjes van electriciteit en gas en wat nog meer. Misschien zo werd geopperd, was het nog het makkelijkste om onze dakgoot aan de regenpijp van de buren te koppelen. Die zit bovenaan vlakbij en kan best wat extra water slikken. De buren bleken enigszins terughoudend. Hun regenpijp, die weliswaar langs buiten loopt, gaat onderaan terug naar binnen en is aangesloten op de huisriolering. Zo waren ze gespaard gebleven van de aansluitingskosten op het stadsnetwerk. Onze regenafvoer via hun kelder en riolering laten lopen leek ons er trouwens ook ver over. En als wij nu eens de kosten op ons zouden nemen om die afvoer wat te laten plooien? Bovenaan hangen we ons vast, onderaan laten we de stad het nodige doen om al dat regenwater buitenshuis te houden. Voor ons bleef het goedkoper en voor hen werd het wat "rechter".
Dus, zogezegd, zogezegd. Of toch bijna…..
Organizatie en euvels
Krijg het maar in gang. De waterwerken en hun onderaannemers, onze aannemer, de loodgieter en de buur. De agenda's moesten op elkaar afgestemd want alles moest wel netjes na elkaar om te vermijden dat één of ander stuk pijp plots zijn uitvoer ergens op de straatstenen of binnen in een huis zou gaan spuwen. Achteraf ging dat vlotter dan verwacht. Al was het maar omdat de stad weinig ruimte laat. Je krijgt een dag en uur, een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet voor ze met de werken willen starten en uiteraard ook nog een prijs. Het is te nemen of te laten, en als je het wil laten, krijg je wel een andere afspraak, 'ergens' in de toekomst. Maar iedereen was meteen akkoord. Zou het dan toch nog makkelijk worden?
Een week of twee voor de geplande aanpassingswerken komt onze buur aandraven met het begrip "erfdienstbaarheid". Ik moest er wat van rillen. Dat was natuurlijk geen optie. Een notaris die zijn potlood slijpt vraagt al snel een ereloon waarvoor een mens een gouden regenpijp kan laten installeren. Toegegeven een enigszins formele bevestiging van de gedeelde opstelling leek iedereen nuttig, maar om daar nu meteen notariskapitaal mee te gaan sponsoren. Gelukkig zijn de buren niet alleen vriendelijke maar ook redelijke mensen - een onderhandse overeenkomst bleek ook wel te volstaan voor hen. Dus, met mijn formele pluim dan maar, en wat deftige zinnen verder, leek dat euvel ook weer van de baan.
De avond voor de geplaande aanpassingen, een telefoontje van de architect. Ze was met haar baas de zaak gaan inspecteren en die baas, die was wel heel formeel. "Laat dat delen van die buizen, doe maar een eigen pijp voor onze klant. Ik moet het niet. Vandaag de beste buren maar morgen is het boel omdat de radio te hard staat, of de grasmachine snurkt, en verschijnt die regenpijp als onderwerp in een proces. Niet met mijn naam op de bouwaanvraag," was zijn reactie. Nu wil ik die verhaallijn nog wel volgen, maar waarom zoiets een uur of achtien voor aanvang van al maandenlang geplande werken naar boven komt, gaat mijn verstand te boven. Op mijn kousevoeten dan maar naar de buur gebeld. Dat we op zijn vriendelijk aanbod toch niet zouden ingaan. Dat hij zijn wekker niet hoeft te zetten en die overeenkomst ook niet hoeft te tekenen. En dat ik er verder ook niet echt iets aan kan doen.
D Day
Eindelijk was het dan zo ver. Niet dat ik er gerust in was. Van de voorbereidingen die de stad oplegt en die ik tot driemaal toe had doorgestuurd naar de loodgieter, was niets te merken. Ook sprak de offerte over aanpassingen bij de buren en niet bij ons. Zoiets komt niet goed, dat kan haast niet. Een werkman met een bon in opdracht van de stad. Zou die zomaar bij te sturen zijn? De ochtend van de aanpassing verschijnt de loodgieter als eerste. Hij begint alvast te graven. Wat later draait een tientonner de straat in, op zijn zijkant "zuigtechnieken". Even twijfel ik nog: "da's toch niet voor onze regenpijp?" Als net daarachter eerst een bestelwagen met aanhangwagen en een kubieke meter zand en nog een derde bestelwagen volgt, weet ik het wel zeker. Met zoveel materiaal verzet je een huis. Voor een regenpijp heeft een mens niet dat soort spullen nodig. En toch, en toch. Die tientonner, die net tussen de geparkeerde auto's past, stopt voor de deur, de chauffeur stapt uit. De karavaan, wel twintig meter lang, komt piepend en knarsend tot stilstand en blokkeert de hele straat. De chauffeurs stappen uit en kijken wat naar de "verboden parkeren" borden, netjes genegeerd door de buurtbewoners. Ze beginnen maar meteen aan alle huizen aan te bellen op zoek naar de foutparkeerders. Het is 7u15, 's ochtends. De halve buurt eerst door al dat daverend gepiep ongetwijfeld opgeschrikt, wordt nu uit zijn nest gebeld. Moesten er nog buurtbewoners zijn die bij onze verbouwingen na weken ongemak verdraagzaam gebleven zijn, dan komt daar vandaag vast een einde aan. De foutpakeerders worden op eentje na gevonden en de vrachtwagen en één bestelwagen kunnen aan de kant. De tweede bestelwagen blijft staan en blokkeert nog steeds de straat. Nu en dan wordt er wat naar voor en achter gemanoeuvreerd als iemand naar zijn werk vertrekken wil maar niet weg kan. Iedereen blijft verbazend vriendelijk voor iedereen. Ondertussen verschijnen er ook twee zwaantjes. De karavaanleider had die maar meteen opgetrommeld. De foutparkeerder moest maar weggesleept anders stond de straat een ochtend vast. "Ook dat nog", gaat het door mijn hoofd. Zodadelijk een takelwagen en een misnoegde chauffeur om het zaakje af te ronden. Gelukkig ontstaat er plots wat ruimte in de geparkeerde autostoet, en kan de laatste bestelwagen uit de weg gezet. De politie verdwijnt zonder slepen. Drie kwartier na aankomst van zuig- en andere technieken kan er aan de pijp gedacht worden. Er wordt nauwelijks verbaasd gereageerd als onze loodgieter en ondertussen aangekomen architect meedelen dat het plan gewijzigd is en dat er enkel een nieuwe aansluiting moet voorzien worden voor ons huis. Dat we bij de buren wensen weg te blijven. Maar waar die nieuwe aansluiting moest op aansluiten kon niemand zeggen. De plannen van karavaanleider lijken aan te duiden dat er helemaal geen riolering in de buurt komt. "Dan moet het hele voetpad open en moet de straatasfalt maar tot halverwege kapotgeslepen. Het wordt dan wel een keer of vijf duurder. Ik bel alvast mijn chef, dat hij eens komt kijken", legt de baas me uit. Ik rem hem af. Als de straat open moet, dan moet er niets. Dan laten we die klotsende goot maar binnen liggen. Ze ligt er al zolang. Maar plannen kunnen al wel eens verkeerd zijn. Er moet afvoer in de buurt zijn, anders kon mijn buur zijn riolering, die vlakbij uit zijn huis verdwijnt, nergens heen. De buur wordt alsnog uit zijn bed gebeld en zijn kelder wordt geïnspecteerd. En inderdaad, er moet riolering liggen. Daarmee lijkt het organizerend deel ten einde. De mouwen worden opgestroopt en twee van de drie karavaanchauffeurs beginnen aan de put. De derde blijft met zijn gsm in de weer. De architect verdwijnt en ik trek naar kantoor. Als ik 's avonds terug passeer, is er nauwelijks iets te merken. Een dal of twee liggen losgewoeld maar verder niets. De regenpijp, onze eigen nieuwe regenpijp, kan nu geïnstalleerd worden. Waarvoor al die tonnen rollend materiaal vandoen waren, heb ik niet begrepen. Misschien is het maar beter zo. De zaak verder afwerken kan de aannemer zonder verdere tussenkomst van wie dan ook. Het zal nu wel loslopen ... hoop ik maar.
Wat nu? Een trendbreuk? Een "knt" fragment in dat immer melige gemijmer? Iemand betrapt op ongeoorloofde pikante werfaktiviteiten? Ach nee natuurlijk niet, alsof ik er dan ook nog verslag van zou uitbrengen. Ik was altijd al te braaf om te choqueren. Confrontaties ga ik liever uit de weg. Ik wentel me het liefst in grijs, of dat wil ik graag geloven. Misschien te bang en laf om ook wat kleur te tonen. Of te onzeker dan misschien? Dat laatste klinkt alvast wat zachter voor mijn ego.
Maar er valt wel een verhaaltje te vertellen. Eentje waarin de dubbelzinnige titel zijn bestaansrecht vindt.
Wat voorafging….
De laatste weken verdween er onredelijk veel tijd aan het organizeren van een regenpijp. Hoe banaal moet het zijn? Loodgieterij: nuttig en noodzakelijk, maar valt er ook voldoening in te vinden? De afwatering van de dakgoot aan de straatkant loopt doorheen het huis. Een zinken goot leidt al honderd jaar het water van de straatkant naar de achtergevel, waar het dan wordt afgevoerd. Of werd afgevoerd om juist te zijn. Want samen met de achterbouw is ook die afvoer tot schroot gedegradeerd. Ooit was die vreemde constructie bij wet verplicht. Stedenbouwkundig was het verboden regenpijpen tegen de voorgevel te installeren. Een schuchtere poging om de chaos van het bouwend stadsvolk wat te temperen? Naar de achterzijde met die troep, zolang de voorkant maar blijft glimmen. Maar die regel is alweer een tijdje afgevoerd. De generatie ambentaren waarvan er misschien wel eentje zijn carrière aan dat "artikeltje" had vastgehaakt, verdwenen in de tijd. Gezien de wirwar van draden, kabels en bakjes in alle maten en kleuren die tegenwoordig aan de buitenkant van gevels hangen bengelen, lijkt me dat voor een keertje zelfs vooruitgang. Dat zo de klotsende regenmeter het huis uit kan, is meegenomen.
Onlangs liet de zinken goot nog van zich horen. Ogenschijnlijk zonder reden en na jaren trouwe dienst, was ze gaan lekken. Door onaangename geuren naar boven gelokt stond ik plots op zompig vast tapijt. Een leeg en oud ikea kastje kletsnat, de goot, allicht balorig over haar nakend einde, liet het water binnensijpelen in plaats van het netjes door het huis te loodsen. Kunnen afgedankte zinken goten staken? De aannemer wordt in allerijl gewaarschuwd. Hij stuurt een moedig man die onverdroten het schuine dak opklautert. Ik kijk angstig toe vanop de straat naar al die bouwvakkersacrobatie. Wat later verschijnt de waaghals veilig terug met wat troep die ergens bovenaan een aansluiting verstopte en de normale afvoer onmogelijk maakte. Er wordt wat gemompeld over dakwerken bij mijn buur en een vakman die zijn overschot niet zou hebben opgeruimd. Ik sta er wat beduusd naar te luisteren. Terwijl er wekenlang tonnen schroot over ons dak wordt afgevoerd in niet altijd even netjes gestapelde stortbakken zou de rommel van mijn buur afkomstig zijn? Alsof er van zo'n stortbak nooit iets zou zijn afgevallen. Ik laat het maar voor wat het is maar neem me voor om straks bij een eventuele extra factuur, moedig te weigeren.
Het plan…
Eerder waren de architect, de aannemer en de loodgieter van dienst tot het besluit gekomen dat een nieuwe regenpijp langs buiten installeren kostelijk kon worden. Er zat allerlei in de weg. Een straatlamp, bakjes en doosjes van electriciteit en gas en wat nog meer. Misschien zo werd geopperd, was het nog het makkelijkste om onze dakgoot aan de regenpijp van de buren te koppelen. Die zit bovenaan vlakbij en kan best wat extra water slikken. De buren bleken enigszins terughoudend. Hun regenpijp, die weliswaar langs buiten loopt, gaat onderaan terug naar binnen en is aangesloten op de huisriolering. Zo waren ze gespaard gebleven van de aansluitingskosten op het stadsnetwerk. Onze regenafvoer via hun kelder en riolering laten lopen leek ons er trouwens ook ver over. En als wij nu eens de kosten op ons zouden nemen om die afvoer wat te laten plooien? Bovenaan hangen we ons vast, onderaan laten we de stad het nodige doen om al dat regenwater buitenshuis te houden. Voor ons bleef het goedkoper en voor hen werd het wat "rechter".
Dus, zogezegd, zogezegd. Of toch bijna…..
Organizatie en euvels
Krijg het maar in gang. De waterwerken en hun onderaannemers, onze aannemer, de loodgieter en de buur. De agenda's moesten op elkaar afgestemd want alles moest wel netjes na elkaar om te vermijden dat één of ander stuk pijp plots zijn uitvoer ergens op de straatstenen of binnen in een huis zou gaan spuwen. Achteraf ging dat vlotter dan verwacht. Al was het maar omdat de stad weinig ruimte laat. Je krijgt een dag en uur, een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet voor ze met de werken willen starten en uiteraard ook nog een prijs. Het is te nemen of te laten, en als je het wil laten, krijg je wel een andere afspraak, 'ergens' in de toekomst. Maar iedereen was meteen akkoord. Zou het dan toch nog makkelijk worden?
Een week of twee voor de geplande aanpassingswerken komt onze buur aandraven met het begrip "erfdienstbaarheid". Ik moest er wat van rillen. Dat was natuurlijk geen optie. Een notaris die zijn potlood slijpt vraagt al snel een ereloon waarvoor een mens een gouden regenpijp kan laten installeren. Toegegeven een enigszins formele bevestiging van de gedeelde opstelling leek iedereen nuttig, maar om daar nu meteen notariskapitaal mee te gaan sponsoren. Gelukkig zijn de buren niet alleen vriendelijke maar ook redelijke mensen - een onderhandse overeenkomst bleek ook wel te volstaan voor hen. Dus, met mijn formele pluim dan maar, en wat deftige zinnen verder, leek dat euvel ook weer van de baan.
De avond voor de geplaande aanpassingen, een telefoontje van de architect. Ze was met haar baas de zaak gaan inspecteren en die baas, die was wel heel formeel. "Laat dat delen van die buizen, doe maar een eigen pijp voor onze klant. Ik moet het niet. Vandaag de beste buren maar morgen is het boel omdat de radio te hard staat, of de grasmachine snurkt, en verschijnt die regenpijp als onderwerp in een proces. Niet met mijn naam op de bouwaanvraag," was zijn reactie. Nu wil ik die verhaallijn nog wel volgen, maar waarom zoiets een uur of achtien voor aanvang van al maandenlang geplande werken naar boven komt, gaat mijn verstand te boven. Op mijn kousevoeten dan maar naar de buur gebeld. Dat we op zijn vriendelijk aanbod toch niet zouden ingaan. Dat hij zijn wekker niet hoeft te zetten en die overeenkomst ook niet hoeft te tekenen. En dat ik er verder ook niet echt iets aan kan doen.
D Day
Eindelijk was het dan zo ver. Niet dat ik er gerust in was. Van de voorbereidingen die de stad oplegt en die ik tot driemaal toe had doorgestuurd naar de loodgieter, was niets te merken. Ook sprak de offerte over aanpassingen bij de buren en niet bij ons. Zoiets komt niet goed, dat kan haast niet. Een werkman met een bon in opdracht van de stad. Zou die zomaar bij te sturen zijn? De ochtend van de aanpassing verschijnt de loodgieter als eerste. Hij begint alvast te graven. Wat later draait een tientonner de straat in, op zijn zijkant "zuigtechnieken". Even twijfel ik nog: "da's toch niet voor onze regenpijp?" Als net daarachter eerst een bestelwagen met aanhangwagen en een kubieke meter zand en nog een derde bestelwagen volgt, weet ik het wel zeker. Met zoveel materiaal verzet je een huis. Voor een regenpijp heeft een mens niet dat soort spullen nodig. En toch, en toch. Die tientonner, die net tussen de geparkeerde auto's past, stopt voor de deur, de chauffeur stapt uit. De karavaan, wel twintig meter lang, komt piepend en knarsend tot stilstand en blokkeert de hele straat. De chauffeurs stappen uit en kijken wat naar de "verboden parkeren" borden, netjes genegeerd door de buurtbewoners. Ze beginnen maar meteen aan alle huizen aan te bellen op zoek naar de foutparkeerders. Het is 7u15, 's ochtends. De halve buurt eerst door al dat daverend gepiep ongetwijfeld opgeschrikt, wordt nu uit zijn nest gebeld. Moesten er nog buurtbewoners zijn die bij onze verbouwingen na weken ongemak verdraagzaam gebleven zijn, dan komt daar vandaag vast een einde aan. De foutpakeerders worden op eentje na gevonden en de vrachtwagen en één bestelwagen kunnen aan de kant. De tweede bestelwagen blijft staan en blokkeert nog steeds de straat. Nu en dan wordt er wat naar voor en achter gemanoeuvreerd als iemand naar zijn werk vertrekken wil maar niet weg kan. Iedereen blijft verbazend vriendelijk voor iedereen. Ondertussen verschijnen er ook twee zwaantjes. De karavaanleider had die maar meteen opgetrommeld. De foutparkeerder moest maar weggesleept anders stond de straat een ochtend vast. "Ook dat nog", gaat het door mijn hoofd. Zodadelijk een takelwagen en een misnoegde chauffeur om het zaakje af te ronden. Gelukkig ontstaat er plots wat ruimte in de geparkeerde autostoet, en kan de laatste bestelwagen uit de weg gezet. De politie verdwijnt zonder slepen. Drie kwartier na aankomst van zuig- en andere technieken kan er aan de pijp gedacht worden. Er wordt nauwelijks verbaasd gereageerd als onze loodgieter en ondertussen aangekomen architect meedelen dat het plan gewijzigd is en dat er enkel een nieuwe aansluiting moet voorzien worden voor ons huis. Dat we bij de buren wensen weg te blijven. Maar waar die nieuwe aansluiting moest op aansluiten kon niemand zeggen. De plannen van karavaanleider lijken aan te duiden dat er helemaal geen riolering in de buurt komt. "Dan moet het hele voetpad open en moet de straatasfalt maar tot halverwege kapotgeslepen. Het wordt dan wel een keer of vijf duurder. Ik bel alvast mijn chef, dat hij eens komt kijken", legt de baas me uit. Ik rem hem af. Als de straat open moet, dan moet er niets. Dan laten we die klotsende goot maar binnen liggen. Ze ligt er al zolang. Maar plannen kunnen al wel eens verkeerd zijn. Er moet afvoer in de buurt zijn, anders kon mijn buur zijn riolering, die vlakbij uit zijn huis verdwijnt, nergens heen. De buur wordt alsnog uit zijn bed gebeld en zijn kelder wordt geïnspecteerd. En inderdaad, er moet riolering liggen. Daarmee lijkt het organizerend deel ten einde. De mouwen worden opgestroopt en twee van de drie karavaanchauffeurs beginnen aan de put. De derde blijft met zijn gsm in de weer. De architect verdwijnt en ik trek naar kantoor. Als ik 's avonds terug passeer, is er nauwelijks iets te merken. Een dal of twee liggen losgewoeld maar verder niets. De regenpijp, onze eigen nieuwe regenpijp, kan nu geïnstalleerd worden. Waarvoor al die tonnen rollend materiaal vandoen waren, heb ik niet begrepen. Misschien is het maar beter zo. De zaak verder afwerken kan de aannemer zonder verdere tussenkomst van wie dan ook. Het zal nu wel loslopen ... hoop ik maar.

donderdag 22 april 2010
Lentemoe

Het huis is lentemoe en laat zijn schouders hangen. De verbouwing leidt aan bloedarmoede. Je merkt het als je binnen wil. De deur pruttelt tegen bij het openen. De bescherming van de gangvloer, een kwartjaar eerder vakkundig aangebracht, krult op en duwt wie binnen wil terug buiten. Misschien schaamt het huis zich voor de chaos. Als je met wat moeite in de gang geraakt, hoor je ergens binnenin een zachte diepe rommelende zucht. De ziel die twijfelt tussen weemoed en opstandigheid.
"Kijk dan toch wat je hebt aangericht. Onleefbaar en chaotisch heb je me gemaakt. Waar blijft dan al dat werkvolk dat me ging vernieuwen? Zonder ramen, zonder deuren. Geen stromend water of elektriciteit. Ben je nu tevreden?". En wat later: "Ach weet je, blijf hier nu maar weg. Ik ben te stoffig voor kantoorkledij. Laat me maar, ik heb je niets te bieden. Verkommeren kan ik best alleen".
Melancholisch klinkt het, alsof het terugdenkt aan de tijd dat het gasten nog ontvangen kon, er water uit de kraan kwam en warmte uit de radiator. Toen er ramen in de muren stonden om zijn bewoners en bezoekers te behoeden voor de kille buitenwereld. Het lijkt soms te verlangen naar zijn onderhouden tuintje vrij van bouwtroep her en der verspreid. Droomt het van de lange warme zomeravonden? De geur van houtskool en geroosterd vlees op rode wijn gedragen. Gemoedelijke stemmen die de open ramen van de buren binnendrijven. Gezelligheid die nooit zou mogen eindigen.
Niets van dat alles staat nog overeind vandaag. Een ruïne in versgebakken snelbouwsteen. Een vernieuwde achterkant met grote gaten waarlangs de regen en de wind ongevraagd zichzelf naar binnenlaten. Verminkt en onbewoonbaar is het huis vandaag. Het lijkt wel even of het nooit meer goed zal komen.
Toegegeven, de vormen van de nieuwe kamers beloven beterschap, de open ruimtes bieden plaats voor veel meer licht en lucht dan voorheen, maar al weken gebeurt er nauwelijks iets. Een verloren slijpschijf heeft onlangs nog groeven in de nieuwe stenen gekrast, en een eenzame betrouwbare electricien heeft er voorlopig nutteloze draden in getrokken, maar verder beweegt er al weken enkel nog de op de wind gedragen stofwolken die zich ongehinderd op de trap, de gang, de ingepakte meubels nestelen.
Ach, allicht zijn het projecties. Straks, als de blauwe lucht niet enkel licht maar ook zonnewarmte brengt en als de winter uit mijn bloed is verjaagd door vitaminekuren, lukt het ongetwijfeld beter. De bezetters zijn al aangekondigd, de tegels straks besteld. Met de muren wit, de zaak winddicht en een heuse vloer om op te lopen zal het er al snel heel anders uit gaan zien. Dan kan er weer gemeten worden voor de keuken en het bad. Met wat geluk en optimisme raakt dat ook nog net op tijd geïnstalleerd zodat we straks proper kunnen eten in al dat nieuws.
Het komt wel goed, dat weet ik zeker, maar even mocht de tijd wat sneller gaan wat mij betreft.
zondag 4 april 2010
Verbouwen met Henry Gantt
Een parking met prijzige bedrijfswagens. Een speelhoek voor het kroost laat de ouders toe om rustig te verzinnen. Vriendelijke verkoper met talent biedt drankje aan. Katalysator voor gemoedelijkheid. Onderzoek leert dat een klant dan sneller koopt. Toonzaalkeukens. Kasten, lades met of zonder grepen, functioneel en strak of eerder wat frivool? Honderd materialen. Mdf of laminaat, composiet of natuursteen misschien. Wat we dachten van Corian? Wel wat duurder, maar mooi modern en makkelijk in onderhoud? Duizelig van geuren, kleuren, keuzes. Wat dagen later een 3D plan en een offerte in de bus. Modern verkopen heeft zijn prijs. Waar was dat drankje om het door te slikken? Een volgende dan maar. Wat minder vlot en blits. De prijs wat zachter, maar minder ware beter. Terug naar de vriendelijke man van onze eerste keuken. De ontvangst is in zijn atelier. Van toonzaal is geen sprake. Overal papier en stalen. Het 'dossier', onleesbare kribbels op een a-viertje, verschijnt van nergens. Orde in de chaos. Het 'misbruikte' 3D plannetje van de vorige als leidraad. Het verschil in prijs compenseert het schuldgevoel.
Een fortuin aan ramen en een deur. Tweehonderdvijftig euro toeslag voor een postbakje aan een deur die tien keer duurder is. Hoe verzinnen ze het? Verbolgenheid verjaagt de pingelschaamte. De brievenvanger kan ook gratis blijkt dan plots. Hoeveel van onze Euro's zijn er zo al uit verlegenheid in de commissie van verkopers blijven hangen?
Zo gaat het verder in een rotvaart. Schilders en bezetters, tegels voor de vloer, tegels voor de badkamer, epoxy op de grond. Verlichting en verluchting. Valse plafonds en dimmers voor de spots. Vloerverwarming en radiatoren in alle mogelijke prijzen. Een bad in staal of kunststof, als je wil ter waarde van een kleine auto. Dat er vrije tijd aangaat om ook nog een toilet uit al die overvloed te moeten kiezen. Alsof er ooit nog iemand naar dat ding zou kijken om zijn esthetische bijdrage aan het interieur te evalueren.
En straks moeten al die bestelde spullen ook geleverd en geïnstaleerd. De volgorde is cruciaal. Eerst slijpen in de muren, alvorens te bezetten. Geen keuken zonder chap, geen spots zonder vals plafond. Voorlopig blijft het wachten op de ramen. Die konden pas gemeten en besteld eens de ruwbouw af. Leveringstermijn, acht weken. Geen ramenboer die ook een plan vertrouwd? Het wordt nog drummen straks, om al dat gerief geplaatst te krijgen. Het moet er allemaal in voor het zomerbouwverlof, want met het einde van de lente loopt niet alleen het tijdelijk huurcontract af maar zonder twijfel ook ons kampeergeduld.
Het wordt plannen en achter veren zitten. Op aanvraag tovert onze architect een "Gantt chart" uit Excell. Het kan nog net, toch in vierkleurendruk, hoewel de keuken er misschien nog niet zal staan.
Of ik er gerust in ben. Wacht dacht je dan?
Een fortuin aan ramen en een deur. Tweehonderdvijftig euro toeslag voor een postbakje aan een deur die tien keer duurder is. Hoe verzinnen ze het? Verbolgenheid verjaagt de pingelschaamte. De brievenvanger kan ook gratis blijkt dan plots. Hoeveel van onze Euro's zijn er zo al uit verlegenheid in de commissie van verkopers blijven hangen?
Zo gaat het verder in een rotvaart. Schilders en bezetters, tegels voor de vloer, tegels voor de badkamer, epoxy op de grond. Verlichting en verluchting. Valse plafonds en dimmers voor de spots. Vloerverwarming en radiatoren in alle mogelijke prijzen. Een bad in staal of kunststof, als je wil ter waarde van een kleine auto. Dat er vrije tijd aangaat om ook nog een toilet uit al die overvloed te moeten kiezen. Alsof er ooit nog iemand naar dat ding zou kijken om zijn esthetische bijdrage aan het interieur te evalueren.
En straks moeten al die bestelde spullen ook geleverd en geïnstaleerd. De volgorde is cruciaal. Eerst slijpen in de muren, alvorens te bezetten. Geen keuken zonder chap, geen spots zonder vals plafond. Voorlopig blijft het wachten op de ramen. Die konden pas gemeten en besteld eens de ruwbouw af. Leveringstermijn, acht weken. Geen ramenboer die ook een plan vertrouwd? Het wordt nog drummen straks, om al dat gerief geplaatst te krijgen. Het moet er allemaal in voor het zomerbouwverlof, want met het einde van de lente loopt niet alleen het tijdelijk huurcontract af maar zonder twijfel ook ons kampeergeduld.
Het wordt plannen en achter veren zitten. Op aanvraag tovert onze architect een "Gantt chart" uit Excell. Het kan nog net, toch in vierkleurendruk, hoewel de keuken er misschien nog niet zal staan.
Of ik er gerust in ben. Wacht dacht je dan?

maandag 22 maart 2010
Fenix
Plots verschijnt ze terug. Moeilijk te verwoorden waarom ze net die dag besluit te komen. Je ruikt ze voor je haar ziet, je voelt haar voor ze er is. Nooit onverwacht, altijd onaangekondigd en net wat later dan je hoopt. Je stapt buiten en iets zaait opluchting in je hoofd, blaast zuurstof in je hart. Dit jaar kantelt het van stil naar hoop op een zoveelste heldere winterochtend in wat wel een eindeloze reeks leek te gaan worden. Van warmte in de lucht geen sprake en voor zover daar in de stad iets van te merken valt, was ook de natuur nog lang niet opgestart. De vogels winterstil, de schaarse bomen zonder blad of bot. Misschien het licht? De zon die dag per dag en graad per graad wat hoger opgeschoven is. De vale schijn verdwijnt, het blauw ruikt plots naar nieuw. Of misschien de mens zijn binnenkant? Zijn bioklok die eens het uur daar is de eerste blauwe hemel als startschot van de lente wil gebruiken? Maar het gevoel is onmiskenbaar. Het land zoekt collectief naar lentekleuren in zijn kleren, ook al zijn de stofjes daarvoor voorlopig veel te dun. Ik vermoed veel verkleumde knoken die eerste lentedagen.
De Vlaamse winter, de strengste in veel jaren, schuift op naar zuidelijker gebied. Onze aannemer, samen met de rest van al wat bouwt, kijkt tegen oeverloze achterstanden aan. Het vriesverlet bleek van algemeen belang en op een trage dag raakte het zelfs een keertje als een hoofdpunt in het nationaal journaal. Is het toeval? Nu we na jaren aarzelen toch aan het verbouwen zijn, moeten er oude kouderecords gebroken. Maar ook als het traag gaat, gaat het vooruit. De ruwbouw, een paar weken later dan gehoopt, is officiëel afgewerkt. De torenkraan die de winter lang de halve straat blokkeerde wordt straks ontmanteld en elders opgebouwd. Samen met de lente over naar een tweede fase.
Van alle gevreesde problemen en organisatorische chaos zijn we tot op heden grotendeels gespaard gebleven. De architect en aannemer vullen hun rol met de nodige toewijding in. Ze verwittigen indien er plannen moeten bijgestuurd, verschijnen op gemaakte afspraken en volgen onze vragen op. Ze zijn ook duidelijk op elkaar ingespeeld. Dat blijkt telkens weer opnieuw tijdens de werfvergaderingen waar maar weinig woorden nodig zijn om de aangebrachte aandachtspunten weg te werken. Misschien mis ik de helft van al wat verkeerd gaat. Als leek zonder ambitie is dat niet onwaarschijnlijk. In deze is "zalig zijn de armen van geest" alvast van toepassing. Niet dat ik niet af en toe verbaasd sta toe te kijken. Zo is de afvoer voor de wasmachine aan ieders aandacht ontsnapt en moet er straks door een laag kakelvers gewapend beton geboord. Het waswater wordt dan afgevoerd onder het vals plafond boven de eettafel. Creatief, maar het stond alvast niet op enig plan waar ik naar kijken kon. Verder lijkt het alsof we zelf af en toe de aandacht op toch niet onbelangrijke zaken moeten vestigen Een deurbel ook misschien? En graag verluchting en verwarming in de badkamer, zodat we straks niet vervagen in de waterdamp of vastvriezen bij het tanden poetsen.
Het meeste stond ik nog te kijken toen de aannemer zich afvroeg of het nieuwe achterhuis wel voldoende fundament zou vinden. De nieuwe steunmuur kwam te staan op een eeuwenoud gewelf waarvan niemand echt zeker was of het die last wel dragen wou. De bouwtechniek van weleer laat zich niet in de standaard software van vandaag modelleren, dus daar wou niemand aan gaan rekenen. Uit voorzorg werd er in de kelder dan maar een steunmuurtje onder het gewelf gebouwd. Terwijl onze architect-ingenieur het hele huis uitcijfert om de dikte van beton op millimeters na te bepalen staat het hele huis straks gestut op een hoopje geïmproviseerde bakstenen de eeuwigheid te trotseren. Ik maak me er maar niet teveel zorgen om. Ze leken er wel vertrouwen in te hebben en ook al omdat Guy er geen graten in zag. "Het kan toch nergens heen", was zijn "gerustellend" commentaar.
Guy is de ploegbaas van de ruwbouwploeg. Ergens in de vijftig en van zijn veertien aan de slag in al wat met bouwen heeft te maken. Hij kan muren metselen, tegels leggen, vloeren chappen, balken steken, muren bezetten en vooral, als één van hen, de ploeg in de juiste richting duwen. Hij heeft het allemaal wel al een keer gezien. Intelligent en inzicht. Handig en toegewijd. "Zo komen ze niet meer," liet de aannemer onlangs wat weemoedig vallen. Al wie wat verstand heeft gaat studeren. Wie nog metselen wil vandaag, doet dat veelal zonder hoofd en nog minder met betrokkenheid. Zonder iemand om de zaak te leiden in de buurt gaat het dan al snel de verkeerde kant op. Wat volgt is een geanimeerd gesprek tussen architect en aannemer over hoe het bouwvak een kwalijke reputatie zou hebben en wat daar dan wel aan gedaan kon worden. Maar het besluit is toch ook dat bouwvakker zijn best hard is. Dat met wat keuze, iedereen zijn kroost toch liever verder op de diplomaladder zag doorschuiven. Om de dag te slijten lijkt een toetsenbord en scherm te verkiezen boven sloophamer en betonmolen. Of het anders zou gaan indien de verloning bijgestuurd zou worden?
Vreemd hoe die ervaren bouwvakker in geen enkel opzicht op mijn vader lijkt en me toch aan hem doet denken. Ik vermoed dat veel dingen in de wereld werken dankzij mensen zoals hen. Verstandig met talent en met van nature uit een oorpronkelijke drang om bij te dragen zonder zelf van te hoog te willen sturen. Van de schoolbanken weggehouden omdat het financieel niet haalbaar was of omdat de doorgegeven arbeiderstraditie het maar broekverslijten vond. Met hun handen in de aarde en het hoofd op mensenhoogte slagen ze erin om uit de soms wereldvreemde dromen die hen van bovenaf worden opgedragen iets wezenlijks te scheppen. De mannen die de gas doen branden? En wie neemt straks die rol van hen over nu verder studeren de norm is geworden?
Met de lente staat de meiboom op het dak en het overgrote deel van breken en beton storten ligt voor zover ik weet achter ons. Wat komt wordt lastiger dat kan haast niet anders. Er is teveel volk bij betrokken elk met een eigen agenda om niet voor spraakverwarring te gaan zorgen. Maar tegen alle verwachtingen in vond ik het eerste deel verbouwen een aangename ervaring. Het breekt de dagelijkse routine wat, terwijl de voorspelde ellende tot nog toe achterwege bleef.
Ik volg het graag. Hoe vanop een buitenmaats onhandelbaar stuk papier onze nieuwe thuis langzaam uit zijn as herrijst.
De Vlaamse winter, de strengste in veel jaren, schuift op naar zuidelijker gebied. Onze aannemer, samen met de rest van al wat bouwt, kijkt tegen oeverloze achterstanden aan. Het vriesverlet bleek van algemeen belang en op een trage dag raakte het zelfs een keertje als een hoofdpunt in het nationaal journaal. Is het toeval? Nu we na jaren aarzelen toch aan het verbouwen zijn, moeten er oude kouderecords gebroken. Maar ook als het traag gaat, gaat het vooruit. De ruwbouw, een paar weken later dan gehoopt, is officiëel afgewerkt. De torenkraan die de winter lang de halve straat blokkeerde wordt straks ontmanteld en elders opgebouwd. Samen met de lente over naar een tweede fase.
Van alle gevreesde problemen en organisatorische chaos zijn we tot op heden grotendeels gespaard gebleven. De architect en aannemer vullen hun rol met de nodige toewijding in. Ze verwittigen indien er plannen moeten bijgestuurd, verschijnen op gemaakte afspraken en volgen onze vragen op. Ze zijn ook duidelijk op elkaar ingespeeld. Dat blijkt telkens weer opnieuw tijdens de werfvergaderingen waar maar weinig woorden nodig zijn om de aangebrachte aandachtspunten weg te werken. Misschien mis ik de helft van al wat verkeerd gaat. Als leek zonder ambitie is dat niet onwaarschijnlijk. In deze is "zalig zijn de armen van geest" alvast van toepassing. Niet dat ik niet af en toe verbaasd sta toe te kijken. Zo is de afvoer voor de wasmachine aan ieders aandacht ontsnapt en moet er straks door een laag kakelvers gewapend beton geboord. Het waswater wordt dan afgevoerd onder het vals plafond boven de eettafel. Creatief, maar het stond alvast niet op enig plan waar ik naar kijken kon. Verder lijkt het alsof we zelf af en toe de aandacht op toch niet onbelangrijke zaken moeten vestigen Een deurbel ook misschien? En graag verluchting en verwarming in de badkamer, zodat we straks niet vervagen in de waterdamp of vastvriezen bij het tanden poetsen.
Het meeste stond ik nog te kijken toen de aannemer zich afvroeg of het nieuwe achterhuis wel voldoende fundament zou vinden. De nieuwe steunmuur kwam te staan op een eeuwenoud gewelf waarvan niemand echt zeker was of het die last wel dragen wou. De bouwtechniek van weleer laat zich niet in de standaard software van vandaag modelleren, dus daar wou niemand aan gaan rekenen. Uit voorzorg werd er in de kelder dan maar een steunmuurtje onder het gewelf gebouwd. Terwijl onze architect-ingenieur het hele huis uitcijfert om de dikte van beton op millimeters na te bepalen staat het hele huis straks gestut op een hoopje geïmproviseerde bakstenen de eeuwigheid te trotseren. Ik maak me er maar niet teveel zorgen om. Ze leken er wel vertrouwen in te hebben en ook al omdat Guy er geen graten in zag. "Het kan toch nergens heen", was zijn "gerustellend" commentaar.
Guy is de ploegbaas van de ruwbouwploeg. Ergens in de vijftig en van zijn veertien aan de slag in al wat met bouwen heeft te maken. Hij kan muren metselen, tegels leggen, vloeren chappen, balken steken, muren bezetten en vooral, als één van hen, de ploeg in de juiste richting duwen. Hij heeft het allemaal wel al een keer gezien. Intelligent en inzicht. Handig en toegewijd. "Zo komen ze niet meer," liet de aannemer onlangs wat weemoedig vallen. Al wie wat verstand heeft gaat studeren. Wie nog metselen wil vandaag, doet dat veelal zonder hoofd en nog minder met betrokkenheid. Zonder iemand om de zaak te leiden in de buurt gaat het dan al snel de verkeerde kant op. Wat volgt is een geanimeerd gesprek tussen architect en aannemer over hoe het bouwvak een kwalijke reputatie zou hebben en wat daar dan wel aan gedaan kon worden. Maar het besluit is toch ook dat bouwvakker zijn best hard is. Dat met wat keuze, iedereen zijn kroost toch liever verder op de diplomaladder zag doorschuiven. Om de dag te slijten lijkt een toetsenbord en scherm te verkiezen boven sloophamer en betonmolen. Of het anders zou gaan indien de verloning bijgestuurd zou worden?
Vreemd hoe die ervaren bouwvakker in geen enkel opzicht op mijn vader lijkt en me toch aan hem doet denken. Ik vermoed dat veel dingen in de wereld werken dankzij mensen zoals hen. Verstandig met talent en met van nature uit een oorpronkelijke drang om bij te dragen zonder zelf van te hoog te willen sturen. Van de schoolbanken weggehouden omdat het financieel niet haalbaar was of omdat de doorgegeven arbeiderstraditie het maar broekverslijten vond. Met hun handen in de aarde en het hoofd op mensenhoogte slagen ze erin om uit de soms wereldvreemde dromen die hen van bovenaf worden opgedragen iets wezenlijks te scheppen. De mannen die de gas doen branden? En wie neemt straks die rol van hen over nu verder studeren de norm is geworden?
Met de lente staat de meiboom op het dak en het overgrote deel van breken en beton storten ligt voor zover ik weet achter ons. Wat komt wordt lastiger dat kan haast niet anders. Er is teveel volk bij betrokken elk met een eigen agenda om niet voor spraakverwarring te gaan zorgen. Maar tegen alle verwachtingen in vond ik het eerste deel verbouwen een aangename ervaring. Het breekt de dagelijkse routine wat, terwijl de voorspelde ellende tot nog toe achterwege bleef.
Ik volg het graag. Hoe vanop een buitenmaats onhandelbaar stuk papier onze nieuwe thuis langzaam uit zijn as herrijst.

dinsdag 16 maart 2010
Een nieuwe aandoening, eerste geval
Onze tijdelijke woonst is klein, wat vaak ook handig is. Alles bij de hand, snel gepoetst of opgeruimd en als je niet teveel verleden meezeult past wat van belang is er wel in. Met zijn allen tegelijk veranderen van plaats is geen optie maar dat bleek enkel een kwestie van het handvol afspraken die een samenlevend mens zowiezo moet naleven wat uit te breiden naar bewegen. Als grote mensen staan moeten kinderen zitten. Zoiets. En ademen kunnen we met zijn allen tegelijk dus moet er maar niemand zeuren.
Ook de badkamer lijkt op maat gemaakt. Net groot genoeg, geen verspilling. Alles wat er moet staan is aanwezig en je kan ontspannen op toilet tussen muur en wasmachine. Zolang het ding niet aan het zwieren gaat (want dan doet het aantal decibels denken aan een raketlancering) is het heerlijk ontstressen bij het hyponitiserende effect van in slipjes verweven sokken. Vreemde kledingstukken worden in elkaar gedraaid, bizarre kleurencombinaties verzonnen door toevalligheid, zachte waterwervels onder schuim. Het vervangt de vlammen van de open haard, verstilt de immer tatterende stemmen in mijn hoofd. Rust is tenslotte belangrijk op die plek. Zeker in mijn geval. Ik durf daar uit noodzaak al wel eens wat tijd spenderen. Met een boek of de Standaard (mobiele versie op de Hero). Onlangs is via de kinderoppas Doodle Jump op de Hero geinstalleerd. Een verslavend spel, zeker zolang de jongste de high score ranglijst aanvoert. Er moet dus vaak gespeeld, ook op toilet. Minder rustgevend dan dansend wasgoed, maar wel veel leuker. Op een keer, terwijl ik zat te jumpen op de bril, sprong zomaar zonder reden, de ventilator uit de muur. Dat was even schrikken. Het Doodle ventje duikelde meteen zijn afgrond in onder begeleiding van zijn gevreesde digitale doodskreet en ik schrok me een hoedje terwijl ik naar verluid,"Help!" riep.
Sindsdien ben ik, volgens onze dochter, het eerste officiëel geregistreerde geval van ventilatorvrees. Een lastige ongeneeslijke maar ongevaarlijke aandoening van psychologische aard. Een beetje zoals het leven zelf.
Ook de badkamer lijkt op maat gemaakt. Net groot genoeg, geen verspilling. Alles wat er moet staan is aanwezig en je kan ontspannen op toilet tussen muur en wasmachine. Zolang het ding niet aan het zwieren gaat (want dan doet het aantal decibels denken aan een raketlancering) is het heerlijk ontstressen bij het hyponitiserende effect van in slipjes verweven sokken. Vreemde kledingstukken worden in elkaar gedraaid, bizarre kleurencombinaties verzonnen door toevalligheid, zachte waterwervels onder schuim. Het vervangt de vlammen van de open haard, verstilt de immer tatterende stemmen in mijn hoofd. Rust is tenslotte belangrijk op die plek. Zeker in mijn geval. Ik durf daar uit noodzaak al wel eens wat tijd spenderen. Met een boek of de Standaard (mobiele versie op de Hero). Onlangs is via de kinderoppas Doodle Jump op de Hero geinstalleerd. Een verslavend spel, zeker zolang de jongste de high score ranglijst aanvoert. Er moet dus vaak gespeeld, ook op toilet. Minder rustgevend dan dansend wasgoed, maar wel veel leuker. Op een keer, terwijl ik zat te jumpen op de bril, sprong zomaar zonder reden, de ventilator uit de muur. Dat was even schrikken. Het Doodle ventje duikelde meteen zijn afgrond in onder begeleiding van zijn gevreesde digitale doodskreet en ik schrok me een hoedje terwijl ik naar verluid,"Help!" riep.
Sindsdien ben ik, volgens onze dochter, het eerste officiëel geregistreerde geval van ventilatorvrees. Een lastige ongeneeslijke maar ongevaarlijke aandoening van psychologische aard. Een beetje zoals het leven zelf.
donderdag 25 februari 2010
Thuis op verplaatsing
Er zijn er die het doen. Er zijn gezinnen die hun halve huis laten ombouwen met zichzelf er middenin. Een gaspit en een spoelbak waar niet gesloopt hoeft. Een douche in de tuin, toiletpot in de slaapkamer. Zelf zag ik dat niet zitten. Truwelen die passeren bij de eerste koffie? Te lang bureauzitvlees gecultiveerd om ook nog een half jaar kamperen onder eigen dak te willen doorstaan. Het budget moest maar aangepast zodat tijdelijke relocatie naar rustigere en stofvrijere oorden kon betaald. Neen, wij trokken eruit. Het gedaver en de stoflong was voor de buren en de vakman.
Eerst was een ouderlijk huis de uitverkoren plek. Ooit een thuis voor negen, nu nog slechts een onderkomen voor moeder en dochter. Een onderbevolkte statige vooroorlogse villa met een half park als tuin. Daar kunnen we natuurlijk makkelijk mee in. Maar ideaal is het niet. Ook al is het aanbod welgemeend, een indringer blijf je altijd een beetje. Hoe groot het huis ook is, privacy boet je er langs beide kanten onvermijdelijk op in. Verder werd de reisduur naar al wat de dagen van de kinderen vult, onhandig groot. Op zoek naar lokale gemeubelde huurpanden dan maar. De meeste van die dingen zijn berekend op budgetten van expats. Een aftrekpost voor bedrijven. Dat was niet haalbaar. Maar uiteindelijk vinden we een klein tweekamer appartement op 400 meter. Het kost wat moeite om een contract in handen te krijgen maar een dag of vijf voor de geplande start van de werken krijgen we dan toch de huurovereenkomst samen met de sleutel.
De nieuwe woonst went snel. De vreemde geluiden die 's nachts als ochtendnevel uit de muren stijgen, houden eerst mijn aandacht vast, maar na een paar dagen worden ze naar de achtergrond gefilterd. Het kleinere bed met de hardere matras, de piepende kleerkast, een paar drempels op de vreemdste plekken, de schuifdeur die elke week wel eens uit haar ophanging rijdt, het duurt geen maand of het lijkt alsof ik nooit anders heb gekend. En terwijl het buiten wintert is het binnen enkel onder de 23 graden te krijgen door de verwarming af en de vensters open te zetten. De douche is ook hier een zegen en het internet, nadat ik wat beveiliging op de draadloze router heb gezet, is aanvaardbaar stabiel. Verder is er televisie. Het is ruim twintig jaar geleden dat ik nog zo'n ding in mijn buurt had. Voorlopig lukt het me niet dat toestel aangenaam te integreren in mijn dag. Ik zet het al eens op, zonder plan, als er een gat valt in de avond. Maar de troep die dan de kamer ingesijpeld komt is absurd. Geforceerde grappige gevatheid in kwisverpakking, oeverloze hoeveelheden geweld en vooral veel vulsel. Reklame over spullen die me echt niet interesseren of over programma's die gaan komen en waar ik toch niet naar ga kijken. Misschien leer ik het nog. Met programmaboekje in de hand en wat ervaring valt er vast wel wat te leren of te lachen maar voorlopig zet ik het spul alweer niet meer op. De kinderen daarentegen vinden het een heuse huiselijke aanwinst . Voor hen ruikt de nieuwe verblijfplaats naar vakantie. Afwisselend boven in het stapelbed en De Kampioenen op zaterdag.
We hebben ook nieuwe buren waarmee we de voordeur delen. Het trekt een ongewoon volkje aan, zo' n gemeubeld appartement met huurcontract van korte duur. Onder ons een stel Italianen die voor dag en dauw in een betstelwagen met opschrift van één of ander bouwbedrijf verdwijnen. Expats met arbeiderscontract en bescheiden middelen vermoedelijk. Het gelijkvloers moet ook bewoond zijn. Af te leiden aan sporadisch gestommel, licht dat door de spleten onder de deur schijnt en het rolluik dat nu en dan van stand verandert. Maar wie of wat er woont valt verder niet te raden. Misschien de eigenaar van de koersfiets die bij momenten in de gang verschijnt? Boven ons zijn er nog twee appartementen. Een vrouw met nederlandse tongval die telkens weer een verwaaide indruk nalaat en onlangs kwam kloppen op zoek naar haar doos die ze in de gang had laten staan omdat ze haar wat zwaar werd. Ik was er bijna over gestruikeld maar wie ze achteraf naar waar verzeuld heeft? Maar de kroon spant die man die onlangs in badjas in 'ons' appartementje achter zijn zwangere poes kwam aanzitten. Er was onder ons lekkend water gesignaleerd wat bij nader onderzoek van boven ons kwam en langs één van de talrijke buizen de weg van de zwaartekracht volgde. Er werd in allerijl een loodgieter bijgehaald om het vervelende probleem in minder dan vijf minuten te verhelpen door ergens boven ons een vergeten badkraan toe te draaien. Hoe of wat is ons verder niet duidelijk geworden, maar ik vermoed dat de achter zijn drachtige poes jagende snor in badjas er voor iets tussenzat.
Een bewogen maar ook aangename ervaring was het tot nog toe. Van vreemd en onwennig naar thuis met een avontuurlijk tintje en dat op minder dan een maand. Dat het me verbaast. Alsof het niet de mee verhuisde mensenwarmte is die van een dak een thuis maakt.
Eerst was een ouderlijk huis de uitverkoren plek. Ooit een thuis voor negen, nu nog slechts een onderkomen voor moeder en dochter. Een onderbevolkte statige vooroorlogse villa met een half park als tuin. Daar kunnen we natuurlijk makkelijk mee in. Maar ideaal is het niet. Ook al is het aanbod welgemeend, een indringer blijf je altijd een beetje. Hoe groot het huis ook is, privacy boet je er langs beide kanten onvermijdelijk op in. Verder werd de reisduur naar al wat de dagen van de kinderen vult, onhandig groot. Op zoek naar lokale gemeubelde huurpanden dan maar. De meeste van die dingen zijn berekend op budgetten van expats. Een aftrekpost voor bedrijven. Dat was niet haalbaar. Maar uiteindelijk vinden we een klein tweekamer appartement op 400 meter. Het kost wat moeite om een contract in handen te krijgen maar een dag of vijf voor de geplande start van de werken krijgen we dan toch de huurovereenkomst samen met de sleutel.
De nieuwe woonst went snel. De vreemde geluiden die 's nachts als ochtendnevel uit de muren stijgen, houden eerst mijn aandacht vast, maar na een paar dagen worden ze naar de achtergrond gefilterd. Het kleinere bed met de hardere matras, de piepende kleerkast, een paar drempels op de vreemdste plekken, de schuifdeur die elke week wel eens uit haar ophanging rijdt, het duurt geen maand of het lijkt alsof ik nooit anders heb gekend. En terwijl het buiten wintert is het binnen enkel onder de 23 graden te krijgen door de verwarming af en de vensters open te zetten. De douche is ook hier een zegen en het internet, nadat ik wat beveiliging op de draadloze router heb gezet, is aanvaardbaar stabiel. Verder is er televisie. Het is ruim twintig jaar geleden dat ik nog zo'n ding in mijn buurt had. Voorlopig lukt het me niet dat toestel aangenaam te integreren in mijn dag. Ik zet het al eens op, zonder plan, als er een gat valt in de avond. Maar de troep die dan de kamer ingesijpeld komt is absurd. Geforceerde grappige gevatheid in kwisverpakking, oeverloze hoeveelheden geweld en vooral veel vulsel. Reklame over spullen die me echt niet interesseren of over programma's die gaan komen en waar ik toch niet naar ga kijken. Misschien leer ik het nog. Met programmaboekje in de hand en wat ervaring valt er vast wel wat te leren of te lachen maar voorlopig zet ik het spul alweer niet meer op. De kinderen daarentegen vinden het een heuse huiselijke aanwinst . Voor hen ruikt de nieuwe verblijfplaats naar vakantie. Afwisselend boven in het stapelbed en De Kampioenen op zaterdag.
We hebben ook nieuwe buren waarmee we de voordeur delen. Het trekt een ongewoon volkje aan, zo' n gemeubeld appartement met huurcontract van korte duur. Onder ons een stel Italianen die voor dag en dauw in een betstelwagen met opschrift van één of ander bouwbedrijf verdwijnen. Expats met arbeiderscontract en bescheiden middelen vermoedelijk. Het gelijkvloers moet ook bewoond zijn. Af te leiden aan sporadisch gestommel, licht dat door de spleten onder de deur schijnt en het rolluik dat nu en dan van stand verandert. Maar wie of wat er woont valt verder niet te raden. Misschien de eigenaar van de koersfiets die bij momenten in de gang verschijnt? Boven ons zijn er nog twee appartementen. Een vrouw met nederlandse tongval die telkens weer een verwaaide indruk nalaat en onlangs kwam kloppen op zoek naar haar doos die ze in de gang had laten staan omdat ze haar wat zwaar werd. Ik was er bijna over gestruikeld maar wie ze achteraf naar waar verzeuld heeft? Maar de kroon spant die man die onlangs in badjas in 'ons' appartementje achter zijn zwangere poes kwam aanzitten. Er was onder ons lekkend water gesignaleerd wat bij nader onderzoek van boven ons kwam en langs één van de talrijke buizen de weg van de zwaartekracht volgde. Er werd in allerijl een loodgieter bijgehaald om het vervelende probleem in minder dan vijf minuten te verhelpen door ergens boven ons een vergeten badkraan toe te draaien. Hoe of wat is ons verder niet duidelijk geworden, maar ik vermoed dat de achter zijn drachtige poes jagende snor in badjas er voor iets tussenzat.
Een bewogen maar ook aangename ervaring was het tot nog toe. Van vreemd en onwennig naar thuis met een avontuurlijk tintje en dat op minder dan een maand. Dat het me verbaast. Alsof het niet de mee verhuisde mensenwarmte is die van een dak een thuis maakt.
zaterdag 13 februari 2010
Natuurconstante?
De eerste werkdag van het jaar bracht winterwit uit het oosten in plaats van de verhoopte bouwvakkers. Die hadden onverwacht vriesverlet. Wat extra dagen om de nieuwjaarskater te verteren. Ons geduld wat verder uitgerokken, de trommelvliezen van de buurt nog even vrijgesteld. Maar een weekje later last de winter een pauze in en kan het avontuur van start. De halve straat wordt afgezet en een torenkraan voor onze deur geperst. Als ik 's avonds langs de brievenbus passeer is het even slikken met een kraan van een meter of twintig hoog en een generator ter grootte van een miniauto voor de deur. De
voorbode van breek- en bouwgeweld.

De dag erop ga ik op de middag even kijken. Vier vreemde mannen zitten in de voormalige eetkamer op de grond. Elk van hen zit te eten uit een boterhammendoos waarin een groot brood verdwalen kan. Ze drinken koffie uit de plastiek dop van een thermosfles. Zo een exemplaar dat de wereld heeft gezien en enkel in speciaalzaken voor bouwvakkers te verkrijgen moet zijn. Ze kijken wat verstoord op, maar als ik me als 'eigenaar' kenbaar maak lijken ze gerustgesteld. "Alles verloopt naar wens. De zolder is bijna afgebroken, " zwanst er eentje. De zolder die moest blijven. Even aarzel ik. Als er verkeerde benen worden afgezet door duur betaalde en goed opgeleide specialisten, zal er ook wel eens een verkeerd deel van een huis worden gesloopt. Maar het is allicht een klassiek vakmansgrapje om beginnende bouwheren met bureaujob (ik ben bouwheer blijkbaar) de stuipen op het lijf te jagen. Bouwvakkers. Soms ben ik wat afgunstig, of toch op mijn geromantiseerd beeld ervan. Het leven lijkt me wat minder complex. De kans dat je 's nacht wakker ligt van één of ander opgeblazen non-event op het werk lijkt me gering. De job is om van te leven en te vergeten eens je uit je werkbroek stapt. Een pint is een pint, een homo is een nicht en een minirok met blote benen dient om naar te fluiten. Subtieler is niet noodzakelijk oprechter.
Het wordt een stevige week voor die mannen, een helse voor de buren. Pneumatische hamers maken een herrie van belang en met anderhalve steen als scheiding tussen de huizen moet het soms lelijk doen in de aanpalende woningen. De linkerbuurvrouw belt, op zoek naar wat vertrouwen, haar man omdat de keukenkastjes van de muur dreigen te daveren. De rechterbuurman ziet een deel pleister van zijn buitenmuur naar beneden donderen en neemt ongerust foto's van de over zijn koepel manoeuvrerende bouwvakkers terwijl ze ons achterhuis in een duizelingwekkende vaart tot meters puin en wolken stof herleiden. Een paar dagen later passeer ik terug en ligt al wat plat moest overal. Het is een onbeschrijflijke hoop onherkenbaar puin, soms meer dan een meter hoog en schots en scheef op elkaar gestapeld. Waar zijn we aan begonnen is het enige wat in me opkomt.


Maar de dag erop is het werfvergadering en het overgrote deel is geruimd. De kraan heeft haar dienst alvast bewezen. Wat achterblijft is een groot gapend gat. Nog steeds niet echt hoopgevend maar het lukt me om met wat goede wil en fantasie iets nieuws te zien verrijzen.

Een weekje slopen. Zes maanden om weer op te bouwen. Een indrukwekkende verhouding. Zou het voor andere dingen in het leven ook zo zijn? Een nog niet eerder genoemde natuurconstante?
voorbode van breek- en bouwgeweld.

De dag erop ga ik op de middag even kijken. Vier vreemde mannen zitten in de voormalige eetkamer op de grond. Elk van hen zit te eten uit een boterhammendoos waarin een groot brood verdwalen kan. Ze drinken koffie uit de plastiek dop van een thermosfles. Zo een exemplaar dat de wereld heeft gezien en enkel in speciaalzaken voor bouwvakkers te verkrijgen moet zijn. Ze kijken wat verstoord op, maar als ik me als 'eigenaar' kenbaar maak lijken ze gerustgesteld. "Alles verloopt naar wens. De zolder is bijna afgebroken, " zwanst er eentje. De zolder die moest blijven. Even aarzel ik. Als er verkeerde benen worden afgezet door duur betaalde en goed opgeleide specialisten, zal er ook wel eens een verkeerd deel van een huis worden gesloopt. Maar het is allicht een klassiek vakmansgrapje om beginnende bouwheren met bureaujob (ik ben bouwheer blijkbaar) de stuipen op het lijf te jagen. Bouwvakkers. Soms ben ik wat afgunstig, of toch op mijn geromantiseerd beeld ervan. Het leven lijkt me wat minder complex. De kans dat je 's nacht wakker ligt van één of ander opgeblazen non-event op het werk lijkt me gering. De job is om van te leven en te vergeten eens je uit je werkbroek stapt. Een pint is een pint, een homo is een nicht en een minirok met blote benen dient om naar te fluiten. Subtieler is niet noodzakelijk oprechter.
Het wordt een stevige week voor die mannen, een helse voor de buren. Pneumatische hamers maken een herrie van belang en met anderhalve steen als scheiding tussen de huizen moet het soms lelijk doen in de aanpalende woningen. De linkerbuurvrouw belt, op zoek naar wat vertrouwen, haar man omdat de keukenkastjes van de muur dreigen te daveren. De rechterbuurman ziet een deel pleister van zijn buitenmuur naar beneden donderen en neemt ongerust foto's van de over zijn koepel manoeuvrerende bouwvakkers terwijl ze ons achterhuis in een duizelingwekkende vaart tot meters puin en wolken stof herleiden. Een paar dagen later passeer ik terug en ligt al wat plat moest overal. Het is een onbeschrijflijke hoop onherkenbaar puin, soms meer dan een meter hoog en schots en scheef op elkaar gestapeld. Waar zijn we aan begonnen is het enige wat in me opkomt.

Maar de dag erop is het werfvergadering en het overgrote deel is geruimd. De kraan heeft haar dienst alvast bewezen. Wat achterblijft is een groot gapend gat. Nog steeds niet echt hoopgevend maar het lukt me om met wat goede wil en fantasie iets nieuws te zien verrijzen.
Een weekje slopen. Zes maanden om weer op te bouwen. Een indrukwekkende verhouding. Zou het voor andere dingen in het leven ook zo zijn? Een nog niet eerder genoemde natuurconstante?
zondag 7 februari 2010
De laatste week
Het halve huis stond op afbreken en moest leeg tot op de steen. De andere helft diende ingepakt om het bouwgeweld uit de kamers, de kasten en de electronica te houden. De laatste week van december werd ingepland om samen met het jaar de huisraad op te plooien.
Een vriendelijke doe-het-zelver kocht de keuken van het internet en komt samen met een petekind een dagje kasten vijzen en verzeulen. We maken kennis met de Antwerpse migrant. Een overdosis testosteron van balkan-komaf dreigt met de politie als we de straat even blokkeren om het keukenblad het huis uit en de auto op te heffen. Ik onderdruk de neiging hem aan te sporen dat vooral te doen maar om eerst toch even zijn papieren te controleren. Maar ik zwijg, allicht verstandig gezien zijn aggressieve houding, en trek, duw en sleur verder. Het vier meter lange blad raakt geblokkeerd tussen deur, gang en aanhangwagen, het buigt vervaarlijk door en breekt uiteindelijk ergens middendoor. De vriendelijke Kempische doe-het-zelver kan op zoek naar een ander blad, zijn argwaan over Antwerpen en migranten bevestigd. Maar uiteindelijk vertrekt de keuken in een overvolle aanhangwagen op zoek naar een tweede leven in een huurappartement ergens in het noorden van de stad.

Verder sleuren we ons een ongeluk aan een kast of wat, wasmachine, droogkast en piano. Kasten worden verplaatst en leeggehaald, de inhoud gesorteerd, uitgemest, weggegooid of netjes en van etiket voorzien terug ingepakt en opgeborgen. Een deel komt allicht niet uit zijn bergplaats tot een volgende grote beurt. Een laatste huiselijke rustplaats waarna het voorgoed met ander overtollig restafval uit mijn herinnering wordt verlost. Eens al dat gewicht een tijdelijke nieuwe plek gevonden heeft in dat deel van het huis waarvan we hopen het onveranderd terug te krijgen, worden er vierkante meters platiek in alle mogelijke richtingen, kleuren en diktes rondgewikkeld en vastgeplakt. De piano krijgt een dubbele beurt. Nadat ik er al een laag of drie had rondgewriemeld ontfermt mijn vrouw zich met wat resteert aan tape en folie en met een imponerende ijver, over het meest gekoesterde stuk huisraad.

Op het laatste laten we de kinderen los op de muren. Met stift en verf wordt het hele achterhuis één groot kleurblad. Eerst nog aarzelend maar eens de eerste schroom overwonnen wordt het dolle pret. Het mag niet alle dagen, met rode alcolholstift op de muur van de eetkamer je naam neerpoten.


Een weekje later zijn we klaar. Wat achterblijft hermetisch toegeplakt, wat uit de weg moest ligt in een container of is verplaatst. Het bleek een vreemde week. Hoe een mens zichzelf tegenkomt met zijn neus in kasten vol vergeten boeken, foto's en papieren van weleer. Ik herlas mijn verleden in omgekeerde volgorde. Hoe verder mijn hoofd in de kast verdween, hoe dikker de laag ligstof op de letters, hoe verder ik in de tijd werd teruggeleid. Het resultaat kleurde blauwer dan de normale kerstmelancholie. Ik bleef vaak langer dralen bij wat ik ooit aan kennis in mijn hoofd gewrongen had. Van student tot werknemer, van exacte wetenschap naar toegepastere informatica, van oorsprong naar economisch pragmatisme. De chronologie van mijn dagen passeerde in tekstboekvorm. Me vergapend op die al lang vergeten waarheden werd het duidelijk hoe berperkt de bijdrage van al die inspanningen is op wat me vandaag zoal bezig houdt. Toegegeven, met al die drang van toen naar weten en begrijpen is de tijd voorbij gegaan zonder ander erg. En hier en daar vond mijn ijver en talent ook wel weerklank, waardoor we nu met voorlopig nog gevulde spaarboek in de hand, inderdaad verbouwen kunnen. Maar de stilte waar ik tegenwoordig zo vaak naar lijk te verlangen, die stilte heeft al dat weten niet gebracht.
Een vriendelijke doe-het-zelver kocht de keuken van het internet en komt samen met een petekind een dagje kasten vijzen en verzeulen. We maken kennis met de Antwerpse migrant. Een overdosis testosteron van balkan-komaf dreigt met de politie als we de straat even blokkeren om het keukenblad het huis uit en de auto op te heffen. Ik onderdruk de neiging hem aan te sporen dat vooral te doen maar om eerst toch even zijn papieren te controleren. Maar ik zwijg, allicht verstandig gezien zijn aggressieve houding, en trek, duw en sleur verder. Het vier meter lange blad raakt geblokkeerd tussen deur, gang en aanhangwagen, het buigt vervaarlijk door en breekt uiteindelijk ergens middendoor. De vriendelijke Kempische doe-het-zelver kan op zoek naar een ander blad, zijn argwaan over Antwerpen en migranten bevestigd. Maar uiteindelijk vertrekt de keuken in een overvolle aanhangwagen op zoek naar een tweede leven in een huurappartement ergens in het noorden van de stad.
Verder sleuren we ons een ongeluk aan een kast of wat, wasmachine, droogkast en piano. Kasten worden verplaatst en leeggehaald, de inhoud gesorteerd, uitgemest, weggegooid of netjes en van etiket voorzien terug ingepakt en opgeborgen. Een deel komt allicht niet uit zijn bergplaats tot een volgende grote beurt. Een laatste huiselijke rustplaats waarna het voorgoed met ander overtollig restafval uit mijn herinnering wordt verlost. Eens al dat gewicht een tijdelijke nieuwe plek gevonden heeft in dat deel van het huis waarvan we hopen het onveranderd terug te krijgen, worden er vierkante meters platiek in alle mogelijke richtingen, kleuren en diktes rondgewikkeld en vastgeplakt. De piano krijgt een dubbele beurt. Nadat ik er al een laag of drie had rondgewriemeld ontfermt mijn vrouw zich met wat resteert aan tape en folie en met een imponerende ijver, over het meest gekoesterde stuk huisraad.

Op het laatste laten we de kinderen los op de muren. Met stift en verf wordt het hele achterhuis één groot kleurblad. Eerst nog aarzelend maar eens de eerste schroom overwonnen wordt het dolle pret. Het mag niet alle dagen, met rode alcolholstift op de muur van de eetkamer je naam neerpoten.
Een weekje later zijn we klaar. Wat achterblijft hermetisch toegeplakt, wat uit de weg moest ligt in een container of is verplaatst. Het bleek een vreemde week. Hoe een mens zichzelf tegenkomt met zijn neus in kasten vol vergeten boeken, foto's en papieren van weleer. Ik herlas mijn verleden in omgekeerde volgorde. Hoe verder mijn hoofd in de kast verdween, hoe dikker de laag ligstof op de letters, hoe verder ik in de tijd werd teruggeleid. Het resultaat kleurde blauwer dan de normale kerstmelancholie. Ik bleef vaak langer dralen bij wat ik ooit aan kennis in mijn hoofd gewrongen had. Van student tot werknemer, van exacte wetenschap naar toegepastere informatica, van oorsprong naar economisch pragmatisme. De chronologie van mijn dagen passeerde in tekstboekvorm. Me vergapend op die al lang vergeten waarheden werd het duidelijk hoe berperkt de bijdrage van al die inspanningen is op wat me vandaag zoal bezig houdt. Toegegeven, met al die drang van toen naar weten en begrijpen is de tijd voorbij gegaan zonder ander erg. En hier en daar vond mijn ijver en talent ook wel weerklank, waardoor we nu met voorlopig nog gevulde spaarboek in de hand, inderdaad verbouwen kunnen. Maar de stilte waar ik tegenwoordig zo vaak naar lijk te verlangen, die stilte heeft al dat weten niet gebracht.
zondag 24 januari 2010
Aarzelende start
Wie verbouwen wil kan maar beter zeker zijn van wat hij wil. In ons geval bleef het daar al 'even' haperen. Met verbouwen wordt de stadstuin niet plots het halve park waar zij weemoedig van bleef dromen. En zelf ben ik altijd wel wat aan het twijfelen. De verhalen van bekenden die ons waren voorafgegaan motiveerden niet. Al naargelang, zo gingen de geruchten, word je gerold door gewiekste opportunisten of wacht je eeuwig op die laatste met zijn ladder die nog ergens een stuk muur zou afwerken. Alsof al wie zich laat betalen om te bouwen of verbouwen al naargelang bij de maffia of ambtenarij in de leer was gegaan. Wij, daar was ik zeker van, werden gegarandeerd een makkelijke prooi voor die havikken en gepattenteerde uitstellers.
En er moet zoveel gekozen en beslist. Kiezen - kan een mens ooit kiezen denk ik soms - is niet mijn ding. Enerzijds maakt het me vooraf niet uit of het donkergrijze dan wel donkerblauwe tegels worden of waar de koelkast in de keuken komt. Tegelijkertijd zijn er huizen die wat harmonischer met mijn binnenkant resoneren dan andere en het maakt wel degelijk uit in dagelijks gemak waar die koelkast komt. Zonder mening ben ik achteraf dan ook weer niet.
Verder was er nood aan actie. Tien jaar leven en een hallucinant vochtprobleem hadden ondertussen hun tol geeist. Een parket die wou aantonen dat de kromming van de aarde geen verzinsels is door ze uitvergroot in huis te projecteren en de muurbezetting die enkel nog bleef zitten omdat er tien jaar eerder handig glasvezelbehang was opgeplakt.
Een jaartje nadat de eerste keer het woord verbouwing was gevallen, volgde de beslissing. We bleven wonen waar we woonden maar niet zonder opknapbeurt. Expertise begint bij de architect. Een eerste exemplaar, een vriendelijke ongetwijfeld getalenteerde versie bleek ons getwijfel te willen evenaren met onzekerheid. Hoe het constructief moest was toch vooral voor de ingenieur of aannemer en verder werd de creativiteit beknot door de muren van de buren en onze aarzeling om ook die delen van het huis te slopen waar we niet aan wilden raken. Een jaartje verder, en een volgende architect werd het wat concreter. De tweede versie bleek pragmatischer en met meer zin voor initiatief zodat het 'dossier' en wij bezig bleven. Zes maanden later viel de goedgekeurde bouwvergunning dan toch in onze op die manier gedoemde brievenbus.
In volle crisis, zo dachten we, wordt het vinden van een aannemer een lachertje. Er moeten vast zaakjes te doen zijn met al die naar werk snakkende bouwbedrijven. In de praktijk leek dat minder vanzelfsprekend. De architect gaf plots afwezig bij het maken van het gedetailleerd bestek. Even leek het alsof hij net als de eerste versie architect in een vreemdsoortige inerte apathie vervallen was. Tegelijkertijd hoorden we roddels over persoonlijke problemen van die trouwens immer vriendelijke man. Het is natuurlijk onzin om aan roddels geloof te hechten en nog stommer om daar dan ook verbanden aan te koppelen. Maar of het ons tegenhield dat toch te doen en het gebrek aan vooruitgang ten dele aan die vervelende onbevestigde situatie toe te schrijven? Verder bleek er geen aannemer te zitten wachten op onze verbouwing. Er kwam nauwelijks reactie op de prijsaanvragen.
Uiteindelijk, en veel later dan verwacht lagen er twee voorstellen ter tafel. Daar zit je dan als leek. Twee offertes, een pagina of vier vol met werkzaamheden en prijzen waar je nauwelijks wat van begrijpt, en een eindbedrag dat het grootste deel van onze voorzichtig opgebouwde financiële reserves naar het spaargeld hiernamaals verdoemt. En of het volledig is, hoe zouden wij dat weten? Misschien zat er wel geen dak mee ingerekend. Uiteraard is het aan de architect om zoiets voor je uit te maken, maar met twee moeizaam verkregen offertes en een ereloon dat rechtstreeks berekend wordt op het bedrag onderaan die offertes blijf je toch al snel met een onbestemd gevoel zitten. Hoe zouden wij weten of er niet wat euros extra op al die bedragen zat die aannemer en architect netjes onder elkaar verdeelden. Of waren we paranoia?
Met het verstand op nul werd uiteindelijk ook de overeenkomst met de aannemer afgesloten. De werken die eerst na het zomerbouwverlof zouden starten werden uitgesteld naar oktober. Nog wat verder zou de slopershamer pas na het winterbouwverlof het leven van onze buren voor een paar weken gaan verpesten.
Van een trage moeizame start gesproken.
En er moet zoveel gekozen en beslist. Kiezen - kan een mens ooit kiezen denk ik soms - is niet mijn ding. Enerzijds maakt het me vooraf niet uit of het donkergrijze dan wel donkerblauwe tegels worden of waar de koelkast in de keuken komt. Tegelijkertijd zijn er huizen die wat harmonischer met mijn binnenkant resoneren dan andere en het maakt wel degelijk uit in dagelijks gemak waar die koelkast komt. Zonder mening ben ik achteraf dan ook weer niet.
Verder was er nood aan actie. Tien jaar leven en een hallucinant vochtprobleem hadden ondertussen hun tol geeist. Een parket die wou aantonen dat de kromming van de aarde geen verzinsels is door ze uitvergroot in huis te projecteren en de muurbezetting die enkel nog bleef zitten omdat er tien jaar eerder handig glasvezelbehang was opgeplakt.
Een jaartje nadat de eerste keer het woord verbouwing was gevallen, volgde de beslissing. We bleven wonen waar we woonden maar niet zonder opknapbeurt. Expertise begint bij de architect. Een eerste exemplaar, een vriendelijke ongetwijfeld getalenteerde versie bleek ons getwijfel te willen evenaren met onzekerheid. Hoe het constructief moest was toch vooral voor de ingenieur of aannemer en verder werd de creativiteit beknot door de muren van de buren en onze aarzeling om ook die delen van het huis te slopen waar we niet aan wilden raken. Een jaartje verder, en een volgende architect werd het wat concreter. De tweede versie bleek pragmatischer en met meer zin voor initiatief zodat het 'dossier' en wij bezig bleven. Zes maanden later viel de goedgekeurde bouwvergunning dan toch in onze op die manier gedoemde brievenbus.
In volle crisis, zo dachten we, wordt het vinden van een aannemer een lachertje. Er moeten vast zaakjes te doen zijn met al die naar werk snakkende bouwbedrijven. In de praktijk leek dat minder vanzelfsprekend. De architect gaf plots afwezig bij het maken van het gedetailleerd bestek. Even leek het alsof hij net als de eerste versie architect in een vreemdsoortige inerte apathie vervallen was. Tegelijkertijd hoorden we roddels over persoonlijke problemen van die trouwens immer vriendelijke man. Het is natuurlijk onzin om aan roddels geloof te hechten en nog stommer om daar dan ook verbanden aan te koppelen. Maar of het ons tegenhield dat toch te doen en het gebrek aan vooruitgang ten dele aan die vervelende onbevestigde situatie toe te schrijven? Verder bleek er geen aannemer te zitten wachten op onze verbouwing. Er kwam nauwelijks reactie op de prijsaanvragen.
Uiteindelijk, en veel later dan verwacht lagen er twee voorstellen ter tafel. Daar zit je dan als leek. Twee offertes, een pagina of vier vol met werkzaamheden en prijzen waar je nauwelijks wat van begrijpt, en een eindbedrag dat het grootste deel van onze voorzichtig opgebouwde financiële reserves naar het spaargeld hiernamaals verdoemt. En of het volledig is, hoe zouden wij dat weten? Misschien zat er wel geen dak mee ingerekend. Uiteraard is het aan de architect om zoiets voor je uit te maken, maar met twee moeizaam verkregen offertes en een ereloon dat rechtstreeks berekend wordt op het bedrag onderaan die offertes blijf je toch al snel met een onbestemd gevoel zitten. Hoe zouden wij weten of er niet wat euros extra op al die bedragen zat die aannemer en architect netjes onder elkaar verdeelden. Of waren we paranoia?
Met het verstand op nul werd uiteindelijk ook de overeenkomst met de aannemer afgesloten. De werken die eerst na het zomerbouwverlof zouden starten werden uitgesteld naar oktober. Nog wat verder zou de slopershamer pas na het winterbouwverlof het leven van onze buren voor een paar weken gaan verpesten.
Van een trage moeizame start gesproken.
maandag 18 januari 2010
Goed bezig
Het is even schrikken als je de badkamerdeur opent en je buiten staat. De afbraakwerken zijn van start, de badkamer....is niet meer.
maandag 4 januari 2010
De ziel
Het huis is oud en altijd stil. Het zwijgt al zijn hele leven lang. Ik zou wel willen luisteren naar de verhalen van mijn huis. Wat zou dat huis vertellen kunnen. Het heeft zoveel gezien. Het heeft zoveel meegemaakt, dat kan haast niet anders. Langs zijn gevel passeerde een eeuw geschiedenis zoals die in de straat weerspiegeld werd. Verder wacht er meer toekomst op mijn huis dan de dagen die mij nog blijven. Het overleeft me vast. Het huis heeft de straat en zijn bewoners doorheen de tijd zien veranderen of toch minstens aan de oppervlakte. Van pikdonkere nachten naar halogeenheldere vermeende veiligheid. Van paard en kar op zand naar auto op asfalt. Van postbode naar gsm en internet. Vast werden we er vaak beter van, maar misschien ook niet elke keer. Lawaai maakt het allemaal wel als nooit tevoren, maar erg duurzaam lijkt die vooruitgang toch ook niet elke keer. Ik vraag me wel eens af hoe het huis keek naar de grote ogenblikken. Hoe zag het naar de oorlog. Sneuvelden er soldaten in onze straat, of misschien wel burgers. Rolden er tanks langs zijn ramen of werd er lijf aan lijf gevochten? Kwamen de vliegende bommen ook in zijn buurt en vreesde het soms voor zijn dak of voortbestaan? Werd er gejuicht toen de straat werd bevrijd van zijn bezetting en werden er achteraf ook collaborateurs gelyncht? En wat vond het huis ervan, of staat het eeuwig als het is, veeleer boven die futiele mensenfrutsels ?
En langs de binnenkant keek het stiekem toe op al de kleine dingen die mensen zoal doen in de privacy van thuis. Het zag mensen dromen, haten, liefhebben, huilen, brullen, vallen en weer opstaan. Van geen menselijk gevoel bleef het gespaard. Mijn huis, verbeeld ik me, luisterde altijd mee, zag altijd alles en kon ook de dromen van de mensen lezen. Ook de mijne droomt het mee denk ik dan. Neen, ik weet het zeker. Mijn huis heeft zoveel meegemaakt, dat het wel een ziel moet hebben.
En nu gaan we het aanpassen. Of beter, als het ooit stopt met vriezen gaan we het laten verbouwen. Zelf ben ik niet zo handig, zeker niet met passer en winkelhaak, dus verbouwen moet maar door de vakman en het spaargeld. Soms voel ik me een beetje aarzelen. Dat we zomaar zonder vragen, zijn achterkant gaan slopen en met de nieuwste materialen en technieken gaan aanpassen aan wat we graag modern en comfortabel willen vinden. Voelt het huis er zich straks beter om of lijkt het achteraf eerder op een botox achterkant? Alsof grijze rimpels niet net karakter zouden stralen. Misschien gibbert het zichzelf wel op een hoopje. "Weer zo eentje die denkt dat hij de toekomst heeft en wat zichtbaar is moet renoveren. Zodadelijk komt de volgende en begint opnieuw. Alsof een steen verplaatsen mijn binnenkant of hun geluk ooit raken kan". Dus ik hoop maar op het beste. Ik hoop maar dat de architect en aannemer meer verstand van huizen en hun ziel hebben dan ikzelf. Dat ze naast een economisch oog ook wat voeling hebben met de eeuwigheid van oude stenen. Helemaal gerust ben ik er niet in.
En langs de binnenkant keek het stiekem toe op al de kleine dingen die mensen zoal doen in de privacy van thuis. Het zag mensen dromen, haten, liefhebben, huilen, brullen, vallen en weer opstaan. Van geen menselijk gevoel bleef het gespaard. Mijn huis, verbeeld ik me, luisterde altijd mee, zag altijd alles en kon ook de dromen van de mensen lezen. Ook de mijne droomt het mee denk ik dan. Neen, ik weet het zeker. Mijn huis heeft zoveel meegemaakt, dat het wel een ziel moet hebben.
En nu gaan we het aanpassen. Of beter, als het ooit stopt met vriezen gaan we het laten verbouwen. Zelf ben ik niet zo handig, zeker niet met passer en winkelhaak, dus verbouwen moet maar door de vakman en het spaargeld. Soms voel ik me een beetje aarzelen. Dat we zomaar zonder vragen, zijn achterkant gaan slopen en met de nieuwste materialen en technieken gaan aanpassen aan wat we graag modern en comfortabel willen vinden. Voelt het huis er zich straks beter om of lijkt het achteraf eerder op een botox achterkant? Alsof grijze rimpels niet net karakter zouden stralen. Misschien gibbert het zichzelf wel op een hoopje. "Weer zo eentje die denkt dat hij de toekomst heeft en wat zichtbaar is moet renoveren. Zodadelijk komt de volgende en begint opnieuw. Alsof een steen verplaatsen mijn binnenkant of hun geluk ooit raken kan". Dus ik hoop maar op het beste. Ik hoop maar dat de architect en aannemer meer verstand van huizen en hun ziel hebben dan ikzelf. Dat ze naast een economisch oog ook wat voeling hebben met de eeuwigheid van oude stenen. Helemaal gerust ben ik er niet in.
Abonneren op:
Posts (Atom)