Net nog kwam ik ook al dertig tegen. De laatste huishuur van onze tijdelijke woonst was van onze bankrekening verdwenen. "Nog dertig dagen", dacht ik, en we zijn aan de verhuis naar huis terug toe. Dat was weer wel een troost.
Getallen haken zich regelmatig vast in mijn hoofd, zeker als ze tijd aanduiden. Dan gaan ze op mijn ziel staan dansen. Dan wil ik plots begrijpen waar die tijd naar toe is. Letterlijk. Waar ligt die verdwenen tijd dan stof te vangen? Mag ik hem nog even, wil ik dan aan iemand vragen? Ik zou zou graag mijn vader nog eens zien, of een babbel met dat lief van toen. Opgeslokt in mijn verleden, verdwenen in haar toekomst. Maar niemand anwoordt. De tijd, daar kan een mens op aan, doet altijd weer zijn ding. Hij zwijgt en ondertussen schuift hij onverschillig op naar later. Heel bedaard zonder zich te haasten en tegelijkertijd aan een duizelingwekkende rotvaart. Achteraan kletteren we er af, vooraan schuiven er verse "mensjes" bij.
De vijfde maand onder het minidak ligt achter ons, de laatste kan beginnen. Hoe snel het ook ging, zolang lijken we hier al te wonen. Die tegenstrijdigheid tussen snel en lang valt me vaker op. Al die dagen met hun zelfde vulsel op het ritme van een werkweek. Het verschil vervaagt en doet zich voor als eeuwigheid. Ik wentel me erin, in die oeverloze en pietluttige routine. Het duwt me door de dag en verbergt de lichtheid van de holle echokamers onderaan. Verandering merk ik enkel bij de kinderen. Die minimensjes, dag per dag wat meer zichzelf. In dat groeien lees ik nog wel eens oorsprong die ook angst aanjaagt. Soms grijpt het me naar de keel. Dan besef ik dat er weer een week in "het gat" gedonderd is, en wil ik plots bewust gaan leven. Maar naast de ogen van mijn vrouw blijkt routine de beste troost die ik kan vinden, dus dat breken met de sleur, dat laat ik maar aan me voorbij gaan.
Maar, en daar gaat het hier toch over, met de verbouwing gaat het meestal goed. Dat wil zeggen, het plan wordt grotendeels gevolgd. De timing blijft nog altijd even scherp. De ramen kwamen binnenwandelen en passen netjes in de voorziene gaten in de muur. Op de grond ligt vloerverwarming op de isolatie en daarbovenop een vieze grijze brij, de lang verwachte chape. Wat is dat een boeltje. Toen ik 's morgens langs het huis passeerde vond ik voor de deur alweer een tientonner en in het huis een man, midden in een grijze smurie. 's Avonds lag de brij op de daartoe voorziene plaatsen netjes glad en waterpas. En verder overal restanten van het spul, soms letterlijk een centimeter dik. Chapen en vegen, het lijkt niet compatibel. Ik dan maar met die troep gaan vechten. Zo besefte ik meteen terug waarom ik mezelf niet heb meegeteld in al wat met verbouwen heeft te maken. Ik bak er toch niets van. Het maakt me zelden vrolijk. De confrontatie met mijn beperkingen hoef ik niet, en zelfs zonder iets voor mezelf te plannen, doe ik vast genoeg.
Maar het gaat vooruit, onmiskenbaar : na een dak, nu ook de ramen en een basis voor de vloer. Ook de nieuwe regenpijp is aangekomen en staat broederlijk naast die van onze buur te glimmen en de gevel te ontsieren.
Hoe op de resterende dertig dagen uit dat halve huis iets leefbaars moet ontstaan, is mij nog altijd niet erg duidelijk. De bezetting afwerken langs binnen. Isolatie en crepie langs buiten, een vloer of twee met tegels en epoxy, een terras allicht, en altijd handig, een keuken, badkamer en toilet. Daarna moet ook nog alles opgekuist en uitgepakt. Dat laatste is voor ons. Maar met een werktripje naar Madrid voor mijn vrouw, eentje naar Minsk voor mij, en een dagje ziekenhuis en krukken om mee terug te keren, lijkt dat ook niet zo vanzelfsprekend.
Rustig wordt het niet dat mag wel duidelijk zijn. Ondertussen blijven de cijfers rondjes draaien in mijn hoofd: dertig jaar, dertig dagen, dertig jaar ,dertig dagen…..

Dag Peter,
BeantwoordenVerwijderenstraf stukje persoonlijk inzicht, heel diepgaand en daarmee vertederend om lezen.
Als steeds prachtig geschreven.
Veel succes met alles en tot binnenkort,
Jeroen en Judit