voorbode van breek- en bouwgeweld.

De dag erop ga ik op de middag even kijken. Vier vreemde mannen zitten in de voormalige eetkamer op de grond. Elk van hen zit te eten uit een boterhammendoos waarin een groot brood verdwalen kan. Ze drinken koffie uit de plastiek dop van een thermosfles. Zo een exemplaar dat de wereld heeft gezien en enkel in speciaalzaken voor bouwvakkers te verkrijgen moet zijn. Ze kijken wat verstoord op, maar als ik me als 'eigenaar' kenbaar maak lijken ze gerustgesteld. "Alles verloopt naar wens. De zolder is bijna afgebroken, " zwanst er eentje. De zolder die moest blijven. Even aarzel ik. Als er verkeerde benen worden afgezet door duur betaalde en goed opgeleide specialisten, zal er ook wel eens een verkeerd deel van een huis worden gesloopt. Maar het is allicht een klassiek vakmansgrapje om beginnende bouwheren met bureaujob (ik ben bouwheer blijkbaar) de stuipen op het lijf te jagen. Bouwvakkers. Soms ben ik wat afgunstig, of toch op mijn geromantiseerd beeld ervan. Het leven lijkt me wat minder complex. De kans dat je 's nacht wakker ligt van één of ander opgeblazen non-event op het werk lijkt me gering. De job is om van te leven en te vergeten eens je uit je werkbroek stapt. Een pint is een pint, een homo is een nicht en een minirok met blote benen dient om naar te fluiten. Subtieler is niet noodzakelijk oprechter.
Het wordt een stevige week voor die mannen, een helse voor de buren. Pneumatische hamers maken een herrie van belang en met anderhalve steen als scheiding tussen de huizen moet het soms lelijk doen in de aanpalende woningen. De linkerbuurvrouw belt, op zoek naar wat vertrouwen, haar man omdat de keukenkastjes van de muur dreigen te daveren. De rechterbuurman ziet een deel pleister van zijn buitenmuur naar beneden donderen en neemt ongerust foto's van de over zijn koepel manoeuvrerende bouwvakkers terwijl ze ons achterhuis in een duizelingwekkende vaart tot meters puin en wolken stof herleiden. Een paar dagen later passeer ik terug en ligt al wat plat moest overal. Het is een onbeschrijflijke hoop onherkenbaar puin, soms meer dan een meter hoog en schots en scheef op elkaar gestapeld. Waar zijn we aan begonnen is het enige wat in me opkomt.

Maar de dag erop is het werfvergadering en het overgrote deel is geruimd. De kraan heeft haar dienst alvast bewezen. Wat achterblijft is een groot gapend gat. Nog steeds niet echt hoopgevend maar het lukt me om met wat goede wil en fantasie iets nieuws te zien verrijzen.
Een weekje slopen. Zes maanden om weer op te bouwen. Een indrukwekkende verhouding. Zou het voor andere dingen in het leven ook zo zijn? Een nog niet eerder genoemde natuurconstante?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten