vrijdag 6 augustus 2010

Tot slot wat uitstel graag

Het bouwvolk op vakantie. Enkel de epoxy man stuurt af en toe een zuchtende groep vervangers voor zichzelf. Die springen altijd op het laatste voor hem in. Die moesten altijd ergens anders zijn om dan tegen hun zin en onder druk van ik weet niet wie of wat bij ons te eindigen. Ook zelf komt de epoxychef ergens in het midden van een dag een uur of twee epoxy strijken. Kondigt zijn komst per gsm met tien minuten marge aan en verschijnt in een "getunede" pickup met RedBull mega event opschrift. Flipflops, een designer jeans en blitze t-shirt. Stapt binnen, kijkt wat verloren in het rond en zucht half opgelucht terwijl zijn blik op wat overschot borstels en potten van een vorige ploeg blijft rusten. "Hier hebben ze het materiaal achtergelaten". Zelf had hij enkel zijn iPhone als gereedschap meegebracht. "Ik moest eigenlijk in Zwitserland op een werf zijn", klaagt hij. Hij lijkt niet te beseffen dat hij ook bij ons met een maand vertraging verschijnt. De epoxyman - altijd ergens waar hij niet moet zijn, altijd weer te laat en altijd weer misnoegde klanten. Met zo'n moderne PDA moet een mens toch beter kunnen plannen? Technologie als illusie voor gezond verstand? Ik zag het nog mislukken. Maar uiteindelijk vertrekken ook de epoxytroepen en krijgt het huis na alle commotie van de voorbije weken eindelijk de tijd het stof tot rust te laten komen.

Mijn huisgenoten vertrekken voor een week naar zee en ik blijf met onwennige geluiden als enige gezelschap achter. Omdat de e-waarde van moderne stenen niet hoger mag dan 55 (wat dat dan ook moge betekenen) mag een mens tegenwoordig niet meer verluchten door een raam op een kier te zetten. Alles moet hermetisch dicht en ergens in een hoek onder een plafond hangt een ventilator dag en nacht zacht te zoemen. Terwijl je door de nieuwe kamers stapt klikken beweginsdetectoren ventilatorroosters op en af. Ik blijf er voorlopig telkens weer van schrikken. Zeker 's nachts. Op zoek naar een leeg hoofd in een glas warme melk (daar nog nooit gevonden trouwens) zwalp ik al wel eens naar beneden waar de keukenventilator keer op keer een adrenalinepiek door mijn lijf klikt. Oerreflex op onverwacht geluid. Slapen verder af dan ooit.

Met enkel een wirwar van gedachten als klankbord passeren de voorbije maanden. Ik trek een denkbeeldige streep met daaronder "einde". Wat nog rest past niet meer in mijn verbouwinsgpet. Dat heet onderhoud vanaf nu. Passerend volk aan wie we het resultaat als kersverse en trotse ouders tonen, vraagt het wel eens. "Is het wat jullie er van verwacht hadden?". Dan ga ik aarzelen. Ik kon me er vooraf maar weinig bij voorstellen. Het vertalen van een architectenplan naar ruimte vraagt ervaring die ik mis. Hoe de lichtinval 's ochtends na een altijd weer te korte nacht me de dag zou intrekken? Hoe het avondrood door de lichtstraat heen onze schaduw op de vloer zou tekenen? Hoe de nieuwe ruimtes zachtjes zouden fluisteren met mijn dagelijks gemoed? Welke hoekjes de kinderen zouden innemen? Wie wil daar bij aanvang nu voorspellingen over maken. Maar we zochten licht en ruimte en ook direct contact met het mini-tuintje. Dat is zonder meer gelukt.

Wat blijft noemt afwerking. Duizend kleine dingen. Het bouwvolkje is weer terug van weg. Onverschilligheid als handelsmerk. Business as usual. Maar het doet met niets, ik ben er klaar mee. Ze doen maar. Er is een douche met warm water, internet en wie me dierbaar is, is meegekomen. Dat volstaat. De rest is bijzaak. Die overbodigheid helpt als bezigheid, maar is transparant als glas. Banaal als ondergrond. Het enige waar ik nog mee zit is de verwarming. Nog een week of acht en die zou ook inorde moeten zijn. Ik verwacht daar nog wel een beetje herrie.

En neen, natuurlijk heb ik niets geleerd. Voor het gemak blijf ik de mensen in twee vakjes duwen. Dat was vooraf al zo. De verbouwing heeft dat enkel maar bevestigd. De onzekere vroegpanikeurs en de zelfzekere uitstellers. Mijn vrouw en ik steek ik in de eerste soort. Ook daar hebben we elkaar gevonden. Wij studeerden in het jaar, gingen sporten op de avond voor het examen. Onze lijstjes zijn lang vooraf al afgewerkt. Wij werken overuren in het midden, met wat marge op het einde en liever nooit voorbij de afgesproken "deadline". De verbouwers lijken eerder van het tweede soort. Het kwam toch goed, zeggen ze dan achteraf. Slabbakexcuus. Alsof het slechts het resultaat is wat van tel is. Hoe oneens mag je het met iemand zijn. Het resultaat is altijd toch hetzelfde? Het einde komt in enkelvoud, kleurt angst en spreekt zich uit als dood.

Dat, in tegenstelling tot al de rest, stel ik wel graag uit.

~~~~~~~~~~ E I N D E ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

zondag 18 juli 2010

Terug thuis

Terug thuis. Het oude achterhuis in brokken afgevoerd. Afgedankt en dan opzijgezet. Zelden was dat verdwenen deel zo aanwezig in mijn dagen. Het stapt nog met mijn voeten, tast nog met mijn handen. De vormen hangen nog in mij en sturen honderd kleine onbewust geworden handelingen. Gewoontes die vandaag versleten zijn en me keer op keer wat onbeholpen achterlaten. Een oud stel waren we, dat oude achterhuis en ik. Gedurende al die jaren, dag na dag een beetje meer vergroeid geraakt. Verlengstukken van elkaars dagelijkse vanzelfsprekendheid. Zoals een oud koppel die met de tijd hun dagen op hetzelfde ritme ademen. Omdat samen leven zachter is met het tempo afgestemd. Woorden worden overbodig met versmolten hoofden. Het onderscheid vervaagt. Pas als er eentje wegvalt dringt het door dat die er was. Is het, eens de eerste schok voorbij, vooral de liefde die gemist wordt? Of iemand die de vuilbak buiten zet, de onderbroeken plooit? Ach, zo werkt een westers haastig mens nu eenmaal. Wat er altijd is ziet hij niet meer na een tijdje. Pas als zo'n verlengstuk afwezig blijft dringt het door dat het er was.

Het nieuwe huis moet nu veroverd. De akoestiek van vers bezette muren moet gedempt. Het witte blad moet ingekleurd. Het is onwennig zoeken. Waar blijven schoenen nu het hoekje een toilet geworden is? Waar moeten alle dagelijkse papieren nu dat rommelig mandje geen kast meer heeft om op te staan? Mijn handen moeten wennen aan verplaatste schakelaars. Het meest afwezig is "De Hoekkast". Een voormalig baken van standvastigheid in onze familiale chaos. Alles zonder plek lag in of op de hoekkast. Je kon het jaar er lezen. Een onzichtbaar geworden stortplaats in het centrum van onze dagen. Alsof het uit een geheugenkwis was weggeplukt. Een hoop ongerelateerde spullen waar je even naar mag kijken om daarna alles wat je kan herinneren te herhalen. Ik zou er niks van bakken. Maar alles wat in onze handen kwam passeerde langs die kast. Alles waar ik naar op zoek was, vond ik daar. Ze is nu weg en al die spullen liggen onvindbaar en verweesd te wachten op hun nieuwe stek.

Met het meeste werkvolk uit de buurt is het nu aan ons. Het nieuwe huis moet rond ons groeien. We moeten plaatsen zoeken zodat de tijd weer hoeken heeft om ons nieuw verleden in te schrijven . Zoals mijn vrouw het zei: "we moeten onze plekken inpalmen". Samenpalmen, tederheid van thuis.

dinsdag 13 juli 2010

Beperkt buigend vermogen


De dag van de verhuis ga ik uit de bocht. De eindstreep op een haar gemist. In een onbewaakt moment, geveld door een uithaal van mijn ego. Roemloos van nature. De kroniek van aangekondigde vertragingen die zich dag per dag ontrolde en waar ik geen vat op kon krijgen, rispt bitter op. De spreidstand tussen wat op de vergevinsgezinde papieren planningen stond en wat er op de werf gebeurde, te groot en te lang glimlachend aangehouden. Overbelaste flexibiliteit met een verzuurde kop als onvermijdelijk gevolg. De aanleiding is een veel te korte nacht en mijn gewoonte (god mag weten wat me telkens weer bezielt) om op de meest ontiechelijke uren mijn vingers op mijn toetstenbord te kleven. Met de dons die nog achteraan mijn ogen plakt en mijn hoofd aarzelend tussen droom en dag, herlees ik een eerdere mail van de architecte. We moeten overgaan tot oplevering van de werken, want een ingebruikname staat wettelijk gezien gelijk met een aanvaarding. Ik word onpasselijk. In de badkamer staat het bad op een dunne transparente stoffige schraaplaag. Verder is er niets. Koud water uit de badkraan, een toilet zonder deur. In gebruik nemen? Wat dan wel? Aanvaarden wordt verward met zonder keuze zitten.

Mijn welvoegelijheidsklep staat nog op een kier vanwege de mislukte nacht. Ze hangt nog los te flapperen achteraan de wekker. Reageren zonder zelfcensuur? Ik deed het nog. Verstandig is het nooit. Elke keer opnieuw werd dat een genante vertoning. Het gaat niet anders nu, al besef ik dat nog niet. In die toestand van vermeend ongedempt gelijk, verplaats ik woorden tot ze vals en sissend uit de zinnen springen, slijp ik klinkers tot ze vlijmscherp van het scherm afsteken. Met minder dan het bot als doel neem ik geen genoegen. Een oefening in creatief cynisme enkel om zichzelf te dienen. Met een fotoreeks van de badkamer die er niet is, vraag ik aan de architecte om even met me mee te kijken. Misschien helpt het haar de kantoorabstracties uit het verhaal te halen, voeg ik toe. Of de wet ook iets zegt hoe we in gebruik moeten nemen wat er niet is. Dan ga ik dreigend voorwaarden stellen. Zonder badkamer voor het bouwverlof wordt er niets getekend. Tenzij ze met een realistische planning afkomt in plaats van de tot op heden bij elkaar gedroomde versies, is er van oplevering geen sprake, wat de wet ook zegt. Wat mij betreft mag ze dan alvast een weekje eerder op vakantie. Ik zet de opperarchitect in "cc", hoewel die tot op heden stoïcijns afwezig gaf.

Het resultaat laat niet op zich wachten. In de loop van de ochtend, de architecte aan de lijn. Ontsteld en gekwetst. Dat ze toch hard werkt voor ons en werkelijk alles doet wat mogelijk is. Dat die oplevering nodig is om ons te beschermen. Dat ze er toch ook niet kan aan doen dat die vloerman zijn beloftes niet nakomt. Dat onze verbouwing de snelste ooit is. Wat later volgt een mail van haar baas. Beleefd en kordaat. Een man met ervaring in het sussen van misnoegde bouwheren met uitstaande rekeningen. Dat we altijd opmerkingen mogen maken maar dat hij de verwijten niet begrijpt. Dat hij graag meewerkt aan een oplossing maar geen heil ziet in het oprakelen van wat vooraf ging. Hij besluit: "als architect hebben wij geen coördinerende taak m.b.t. de aannemingen maar wel een coördinerende taak m.b.t. de uitvoering van de werken". "Juist," gaat het door mijn hoofd, "dat helpt ons alvast geen moer vooruit".

Met de telefoon terug op zijn virtuele haak en de mail terug uit de weg, komt de schaamte geniepig binnenzwalpen. Eerst nog treuzelend maar wat verder wordt al dat vermeend gelijk weggezogen in een gat vol vermoeide twijfels. Moest dat nu echt op die manier? Waarom vouw ik dat cynisme niet naar binnen. Vriendelijk misnoegd is toch veel krachtiger? Zei ik het niet eerder. Buigen is veel duurzamer dan de halstarrigheid van een cynische stijfkop. Waarom wil ik dat niet leren, toch niet als het erop aankomt?

Maar ik herpak me min of meer. Schamen, had ik me eerder als doel gesteld, moest maar eens voorgoed uit mijn resterende dagen verbannen worden. Ergens in het midden van het midden, alweer wat jaren terug, moest dat maar eens ophouden. Schaamte: dat masker met die strakke hypocriete grijns, de belofte van steeds weer uitgestelde perfectie, pastte echt niet langer bij mijn lichaam dat zich hoe langer hoe meer in de richting van de zwaartekracht zag zakken. Ik ging me voortaan bekwamen in aanvaarden. De buitenkant moest maar plooien op de binnenkant in plaats van andersom. Zo kon het masker af. Maar zonder te begrijpen lukt aanvaarden niet, dus ga ik keer op keer in de spleten van verdrongen driften wroeten. Ook nu weer. Dan word ik observator van mijn zelfverzonnen experiment, speel ik wetenschapper en proefdier tegelijk. Van waar die heftigheid om zo weinig? Alsof een mens voorgoed mislukt is als hij twee dagen zonder warm water in het midden van een vroege hittegolf moet doorkomen. Waarom ga ik krijsen als een achtjarige wiens nintendo net is afgepakt? Moet ik daarvoor goedbedoelende mensen tegen hun schenen trappen? Miljoenen mensen hebben geen benul van stromend water, waarom moet ik dan zo galmen?

Ik raak niet verder met dat raadsel. De verbolgenheid, die is oprecht. De emotie die het losmaakt onredelijk heftig. De oorzaak van die gapende kloof blijft uit mijn bewust gezichtsveld. Misschien omdat ik me belogen voel? Omdat men keer op keer "zeker" in de mond nam zonder dat ernstig woord het gewicht te geven waar het recht op heeft? Onmacht om mijn gebrek aan controle? Nog steeds, tegen beter weten in, en na al die probleemloze vermoeiende jaren, een te beperkt buigend vermogen?

zondag 4 juli 2010

Denken met de voeten

Het einde van de maand, het einde van het huurcontract. Het huurthuisje netjes ingepakt en het verbouwde huis niet klaar. Welke onweerswolken de zonnige "natuurlijk komt alles echt op tijd inorde" planning naar de verdoemenis zouden bliksemen was een week of drie geleden niet te voorspellen maar de kans dat het zou gebeuren leek mij alvast bijzonder groot. Te veel onbekenden. Een te rechte lijn tussen al wat nog moest gebeuren met veel te weinig ruimte tussenin. Afhankelijkheden zijn altijd struikelblokken voor de tijdslijn van gelijk welk werkje, of het nu om bouwen van huizen gaat (waar ik geen snars van begrijp) of het ontwikkelen van software (waar ik mijn dagen mee vul). Zonder een gezonde buffer loopt dat zelden goed af. De enige hoop rust dan bij het talent en de motivatie van alle betrokkenen. Iedereen op tijd zijn ding, en iemand met haviksogen en een bullebak mentaliteit er bovenop om bij te sturen, of indien vandoen, ogenblikkelijk over te schakelen op creatieve alternatieven.

In ons geval, hoe kan het ook anders, bleef het haperen bij het iPhone orakelend epoxywonder. Misschien zoek ik bevestiging voor mijn vooroordelen, maar het valt me vaker op. Bestaat er een omgekeerd verband tussen decibels en betrouwbaarheid? Keer op keer, dag op dag, zou er zeker iemand komen. Eerst nog om de vloer te gieten, later, toen daarvoor de tijd verstreken was, om toch alvast de basis te leggen, zodat het meubilair en lavabo's geplaatst konden worden. Iedereen moest uit de weg want die man eiste het hele podium voor zich. Verschijnen deed hij niet, verwittigen evenmin. En dus, terwijl iedereen zat te wachten, deed de tijd wat hij altijd doet. Hij ging onverstoord verder met verdwijnen. Uiteindelijk verschijnt er toch nog iemand op een late middag. Die legt een transparant goedje over de vloer wat na een nachtje polymerizeren een doorschijnende film over de chape legt. Een schraaplaag naar verluidt, een zelfnivellerend solventvrij epoxy-polyether hars, lees ik ergens op het internet. Donkergrijze schijn met stofstrepen, voor ons. De schrijnwerker, die overuren had geklopt om ons te laat bestelde badkamermeubel tijdig af te werken, was de tijd gevolgd. Op weg naar andere klanten waar hij wel kon plaatsen. Wanneer hij terug kon komen wou die brave man niet kwijt. Het bouwverlof stond aan zijn mouw te trekken en hij stak zijn energie bij voorkeur in klanten waar hij ook mocht werken. Hoe kon ik hem ongelijk geven.

Dus, zoals dat altijd gaat bij het verglijden van de tijd, worden de verwachtingen bijgestuurd. Zonder epoxyvloer of badkamermeubel dan maar. Een bad stond er al, tandenpoetsen moest maar in de de keuken. Een toilet en warm stromend water werd de bijgestelde norm. "Tuurlijk" bevestigde de immer vrolijke en optimistische architecte, dat is echt geen probleem. Juist dacht ik, deze "echt" , is "echt echt". De vorige waren om te spelen.

De dag voor de verhuis, de laatste dag van juni, ontsnap ik 's middags uit kantoor en ga toch maar even kijken naar het huis. Met onzeker ergens in mijn genen neergepoot zag ik het toch ook nog graag even met mijn eigen ogen echt inorde komen. Ik kom de loodgieter tegen, dat was alvast de juiste man. Als ik hem vraag of het allemaal inorde komt, fronst hij zijn wenkbrauwen. "Neen, vandaag lukt het niet, ik ben zo weer weg", zegt hij. "Ik kom later wel een keertje terug. Ik heb geen wanden om de toiletten aan te hangen, die worden straks geplaatst". "Hoe moet dat dan?", vraag ik, hulpeloosheid straalt uit mijn ogen. "Wij verhuizen morgen". De brave man reageert verbaasd. "Dat wist ik niet. Maar zonder wand, geen toilet, want die moet hangen". Of hij toch zijn best wou doen vraag ik nog, terwijl ik alvast mijn telefoon tevoorschijn haal om onze architecte aan haar belofte te herinneren.

Ik krijg haar antwoordapparaat om mijn bedenkingen aan te verhalen. Zo gaat dat uiteraard eens murphy zich komt moeien. Zich van geen kwaad bewust, vertelt ze achteraf dat ze onbereikbaar bleef vanwege een etentje met de collega's. Dan gaat de gsm af, dat spreekt voor zich. Daar moeten toiletten van klanten uiteraard voor wijken, ook tijdens de kantooruren. Dan kunnen de haviksogen voor even niet op de werf gericht en gaat de bullebak de schuif in. Zo ken je als klant ook meteen je plaats. Wat uren later, het dessert veroberd, belt de architecte terug. Ze was ogenblikkelijk naar de werf gereden. Daar had de loodgieter dan toch een toilet geinstalleerd gekregen maar het warm water was niet meer gelukt. "Dat komt echt wel inorde," zei ze, na de verhuis. We hadden toch een vaatwasser, en met deze zomerhitte, wie moet er dan warm water?

Dat die vloerman telkens weer zijn kat stuurt, daar kan niemand wat aan doen. Dat er niet wordt overgeschakeld naar een tijdelijk alternatief voor de badkamer, daar heb ik het al veel moeilijker mee. Maar het verhaal van die ontbrekende wanden krijg ik niet doorgeslikt. De ruwbouw en loodgieterij is al weken klaar. De verhuisdatum is al zes maanden gekend. Zowel de mensen van de aannemer die de wanden plaatsen, als de loodgieter, komen als ze daartoe worden aangezet.

Zoals mijn baas het stelt : dit is denkwerk met de voeten. Stap per stap, terwijl na elke pas wordt uitgerust en opnieuw de richting moet bepaald.

dinsdag 29 juni 2010

Drempelgeest

Tussen oud en nieuw was een vergeten drempel blijven liggen. Een stuk parket van vijftig jaar of ouder. Indertijd gelegd om de eeuwigheid te verschalken, maar ook toen, dat blijkt vandaag, was eeuwigheid een illusie. Ooit was het een prachtig stuk vakmanschap, vormde het een naadloze aansluiting tussen de voor- en achterkant van het huis. De deur tussen de twee delen pastte er netjes over. Vooraan voor de heer en vrouw des huizes, achteraan het klootjesvolk. Een drempel tussenin om iedereen zijn plek te tonen.

Een vochtprobleem waarvan de details mee in het graf van de vorige bewoners zijn verdwenen, zette het verval in gang. Onder druk van de zwaartekracht, de houtonvriendelijke natte omgeving en geheel volgens zijn natuur, ging het plooien. Omdat nat hout nu eenmaal plooit en plooien zoveel minder herrie maakt dan breken. Sindsdien was de drempel een struikelblok geworden. Lag hij een centimeter hoger dan de voorste kamer en verhinderde de deur het sluiten. Die bolle vloer en koppige deur waren jaren terug de aanleiding om aan verbouwen te gaan denken. Het idee om dan maar meteen het hele huis erboven mee de schroothoop op te jagen werd ons later ongewild maar indringend ingefluisterd door die immer vermoeiende arrogante dadendrang. Alsof modern zijn enkel met gedoe kan samenhokken in een zelfde mensenhoofd.

Toen het overgrote deel van de bolle vloer en het huis erboven waren afgebroken en terug rechtgezet, kwam vanonder de tijdelijke houten beschermingsmuur onverwacht de drempel terug tevoorschijn. Even bol als zes maanden eerder leek die ons te willen uitlachen. De katalysator van het hele zootje had al dat bruut geweld zonder moeite overleefd. Alsof het, afgerond onder de last van zijn dagen, ons zocht te introduceren in het buigen. Ons tot nederigheid wou aanzetten voor de loeten van het lot en de illusie van controle wou verleren. Hoe ook echte drempels mensen lessen leren.

Maar daarjuist heeft hij de strijd dan toch verloren. Waar het bolle hout lag, gaapt nu een gat. De arduin is ondertussen ook besteld. Zo gaat het altijd. Ervaring wint het op het einde nooit van jeugd. Dat moet wel goed zijn voor de soort, dat weten we van Darwin. Erover zeuren helpt geen mens vooruit.

En de deur? Die gaat vreemd genoeg nog steeds niet dicht. Zouden drempels ook een geest hebben?

zondag 13 juni 2010

De badkamer

Het heeft best lang geduurd maar nu is het dan toch zover. Botte ongenuanceerde ergernis. Dan wil ik vloeken spuwen in het aangezicht van hen die ik voor de gelegenheid de stempel onbekwaam heb opgedrukt. Dan zou ik ze bij de schouders willen grijpen en door elkaar schudden om hen te wijzen op hun miserabel falen. Ze bij het nekvel grijpen en hen met de neus in hun zielige gebrek aan toewijdig en talent wrijven om ze uiteindelijk met een schop onder hun luie kont voorgoed het half afgewerkte huis uit te trappen. Dan word ik cynisch als geen ander en schrijf ik mails in zure zwarte gal. Ik herken dan in mezelf de archetypische arrogante en betweterige vent die ik meestal netjes weg kan moffelen, die als ik hem in een ander tegenkom, zo kan misprijzen. Niet dat iets van dat alles ooit al te fel of onverbloemd naar buiten straalt. De eerste lading is altijd voor mijn vrouw en af en toe ook wel voor een verre vriend. Die mogen dan aanhoren hoe ik de mensheid ben gaan haten. Als geen ander kunnen ze me dan sussen. Ze verdoven, enkel door te luisteren en een welgemeende knik of subtiele houding van hoofd of handen, de razende vuurzee in mijn kop. Dan gaat het nog wat liggen sissen om me uiteindelijk toch weer tot het besef te brengen dat niet ingeloste verwachtingen telkens weer hun oorsprong vinden in de verwachtingen zelf, en maar zelden bij hen die ze verondersteld worden in te lossen.

De badkamer, de aanleiding van al die heftigheid, wordt voor ons ontworpen door een interieurarchitecte die we zonder extra kosten bij de diensten van het architectenbureau krijgen. Als iets een zootje is geworden dan is het wel de badkamer. Het ontwerp krijgt voorlopig het voordeel van de twijfel. Of het straks allemaal handig in dagelijks gebruik wordt moet nog blijken, maar op het voor leken begrijpelijk 3D plannetje in vierkleuren druk zag het er wel netjes uit. En verder klopte er niets. Onze keukenman, ook aangesproken om de badkamer in mekaar te timmeren, een man van weinig woorden en veel praktijk, stond er wat beduusd naar te staren terwijl hij zijn schrijnwerkerij aan het opmeten was. "Ik krijg nooit zo een gedetailleerd uitgewerkt ontwerp. Jammer dat het weinig te maken heeft met jullie badkamer", was zijn laconieke bedenking. Daarop ging hij met meter, notaboekje en potlood aan de slag. Het plan eindigde in een hoekje.

Naast de klassieke spulletjes die een mens deze dagen in zijn badkamer kwijt wil, moet er in ons geval ook een trap naar een hoger gelegen waskamer komen, moet de afzuigbuis van de dampkap door de badkamer passeren en hebben we op aanraden gekozen voor een epoxy vloer.

Het dampkapgat was al voorgeboord zowel in het dak als in de vloer van de badkamer. Daar had de aannemer voor gezorgd. Netjes boven elkaar en volgens plan en ook op een volledige verkeerde plaats. Een nieuw gat in het afgewerkte dak leek technisch geen optie en een nieuw gat in de badkamervloer boven de kookplaat kon ook al niet vanwege allerlei leidingen in de vers gegoten chape. Na veel gepalaver werd er dan maar gekozen om ergens halfweg de boor in de vloer te zetten zodat dampkapbuis straks ergens in een stuk meubel weggemoffeld kan worden op haar kronkelige weg van keuken naar dak.

De trap van badkamer naar waskamer bleek al even lastig te organizeren. Op plan was het geen probleem maar de details van hoe die trap aan het bad moest aangewerkt worden, daar had niemand bij stilgestaan. Het plan eindigde dus ook deze keer aan de zijlijn en er ontstond een geanimeerd gesprek tussen aannemer, architect en loodgieter. We stonden er wat naar te kijken tot er plots werd voorgesteld een extra muurtje van een meter tussen bad en trap te metselen. Dat zag mijn vrouw dan weer niet zitten. Ze kon het zich maar moeilijk voorstellen. De architect, eens je haar aandacht hebt altijd bereid te helpen, begon direct te schetsen. Onnodig vond mijn vrouw die op zoek ging naar een stuk bouwafval van het juiste formaat om als virtuele muur te dienen. In geen tijd stond er een modelmuurtje. Minder werk dan tekenen en beduidend realistischer. De aannemer kon er om lachen, de architecte ook, zei het iets minder overtuigend. Het voorstel met het muurtje, daarvan was iedereen wel overtuigd, werd terug afgevoerd.

Ook de vloer moest even doorgesproken. Op een avond werden de epoxy specialist van dienst en onze schrijnwerker aan elkaar voorgesteld. Een groter contrast is moeilijk denkbaar. De schrijnwerker met zijn taal wars van alle overbodigheid en de epoxyman die was blijven hangen in zijn blinkend verkopersjargon. Hij had nog wel een praktische vraag en ook een tip of twee, maar dan kwam zijn iPhone boven en moesten we bewonderend kijken naar alle epoxy projecten die hij in binnen- en buitenland met groot succes en navolging schitterend had afgewerkt. Zo had hij een eigen collectie vloeren ontworpen en of ons dat niet interesseerde. Echt niet nee, die van ons wordt grijs, zo steek ik straks minder af bij het tanden poetsen. Terwijl de schrijnwerker zich stiekem verwijderde, ratelde het vloerorakel aan één stuk door. Bij elke iPhone foto een succesverhaal. Terloops passeerde ook zijn eigen loft. Gekocht om te weten waarvoor hij ging werken. Eerst had hij een huis, maar dat had hij door "omstandigheden" moeten verkopen voegde hij er aarzelend aan toe. Dat die extraverte brave man gescheiden was wisten we zo dan ook alweer. Of die bijeenkomst wel zo nuttig was is trouwens lang niet duidelijk. De interieurarchitecte, die op geen uurtje werken kijkt, was mee afgekomen om alles op te volgen en te coördineren. Achteraf moest de aannemer wel zelf naar het epoxywonder bellen, want of die trap nu in steen of multiplex moest, was met al dat geleuter iedereen ontgaan.


En nu? Nu begint week 24. Dat is volgens de planning van een paar maanden terug de laatste week van de verbouwing. Ondanks herhaalde vragen om een aangepaste planning op te maken lijkt zich niemand daar om te bekommeren. Dat de electriciteit nog steeds niet is afgewerkt (week 22), de sanitaire toestellen (week 23) er niet staan omdat de muur om de toiletten aan op te hangen is vergeten, de pleisterwerken voor buiten nog moeten starten (week 22), baart blijkbaar nog steeds geen zorgen. "Alles komt op tijd in orde", blijft de architecte ongehinderd door wat er op de werf gebeurt (of niet gebeurt), herhalen. Ik geloof er geen snars van. Maar, zo heb ik met de jaren ook geleerd, of ik me nu erger of ga zitten koppen in een hoekje met mijn handen in mijn schoot, het speelt geen rol. Het geraakt wel af, als het af is, maar binnen twee weken zal dat niet zijn.

Dus oefen ik maar verder in onthechting. Ik adem in, adem uit, adem…..