zondag 18 juli 2010

Terug thuis

Terug thuis. Het oude achterhuis in brokken afgevoerd. Afgedankt en dan opzijgezet. Zelden was dat verdwenen deel zo aanwezig in mijn dagen. Het stapt nog met mijn voeten, tast nog met mijn handen. De vormen hangen nog in mij en sturen honderd kleine onbewust geworden handelingen. Gewoontes die vandaag versleten zijn en me keer op keer wat onbeholpen achterlaten. Een oud stel waren we, dat oude achterhuis en ik. Gedurende al die jaren, dag na dag een beetje meer vergroeid geraakt. Verlengstukken van elkaars dagelijkse vanzelfsprekendheid. Zoals een oud koppel die met de tijd hun dagen op hetzelfde ritme ademen. Omdat samen leven zachter is met het tempo afgestemd. Woorden worden overbodig met versmolten hoofden. Het onderscheid vervaagt. Pas als er eentje wegvalt dringt het door dat die er was. Is het, eens de eerste schok voorbij, vooral de liefde die gemist wordt? Of iemand die de vuilbak buiten zet, de onderbroeken plooit? Ach, zo werkt een westers haastig mens nu eenmaal. Wat er altijd is ziet hij niet meer na een tijdje. Pas als zo'n verlengstuk afwezig blijft dringt het door dat het er was.

Het nieuwe huis moet nu veroverd. De akoestiek van vers bezette muren moet gedempt. Het witte blad moet ingekleurd. Het is onwennig zoeken. Waar blijven schoenen nu het hoekje een toilet geworden is? Waar moeten alle dagelijkse papieren nu dat rommelig mandje geen kast meer heeft om op te staan? Mijn handen moeten wennen aan verplaatste schakelaars. Het meest afwezig is "De Hoekkast". Een voormalig baken van standvastigheid in onze familiale chaos. Alles zonder plek lag in of op de hoekkast. Je kon het jaar er lezen. Een onzichtbaar geworden stortplaats in het centrum van onze dagen. Alsof het uit een geheugenkwis was weggeplukt. Een hoop ongerelateerde spullen waar je even naar mag kijken om daarna alles wat je kan herinneren te herhalen. Ik zou er niks van bakken. Maar alles wat in onze handen kwam passeerde langs die kast. Alles waar ik naar op zoek was, vond ik daar. Ze is nu weg en al die spullen liggen onvindbaar en verweesd te wachten op hun nieuwe stek.

Met het meeste werkvolk uit de buurt is het nu aan ons. Het nieuwe huis moet rond ons groeien. We moeten plaatsen zoeken zodat de tijd weer hoeken heeft om ons nieuw verleden in te schrijven . Zoals mijn vrouw het zei: "we moeten onze plekken inpalmen". Samenpalmen, tederheid van thuis.

dinsdag 13 juli 2010

Beperkt buigend vermogen


De dag van de verhuis ga ik uit de bocht. De eindstreep op een haar gemist. In een onbewaakt moment, geveld door een uithaal van mijn ego. Roemloos van nature. De kroniek van aangekondigde vertragingen die zich dag per dag ontrolde en waar ik geen vat op kon krijgen, rispt bitter op. De spreidstand tussen wat op de vergevinsgezinde papieren planningen stond en wat er op de werf gebeurde, te groot en te lang glimlachend aangehouden. Overbelaste flexibiliteit met een verzuurde kop als onvermijdelijk gevolg. De aanleiding is een veel te korte nacht en mijn gewoonte (god mag weten wat me telkens weer bezielt) om op de meest ontiechelijke uren mijn vingers op mijn toetstenbord te kleven. Met de dons die nog achteraan mijn ogen plakt en mijn hoofd aarzelend tussen droom en dag, herlees ik een eerdere mail van de architecte. We moeten overgaan tot oplevering van de werken, want een ingebruikname staat wettelijk gezien gelijk met een aanvaarding. Ik word onpasselijk. In de badkamer staat het bad op een dunne transparente stoffige schraaplaag. Verder is er niets. Koud water uit de badkraan, een toilet zonder deur. In gebruik nemen? Wat dan wel? Aanvaarden wordt verward met zonder keuze zitten.

Mijn welvoegelijheidsklep staat nog op een kier vanwege de mislukte nacht. Ze hangt nog los te flapperen achteraan de wekker. Reageren zonder zelfcensuur? Ik deed het nog. Verstandig is het nooit. Elke keer opnieuw werd dat een genante vertoning. Het gaat niet anders nu, al besef ik dat nog niet. In die toestand van vermeend ongedempt gelijk, verplaats ik woorden tot ze vals en sissend uit de zinnen springen, slijp ik klinkers tot ze vlijmscherp van het scherm afsteken. Met minder dan het bot als doel neem ik geen genoegen. Een oefening in creatief cynisme enkel om zichzelf te dienen. Met een fotoreeks van de badkamer die er niet is, vraag ik aan de architecte om even met me mee te kijken. Misschien helpt het haar de kantoorabstracties uit het verhaal te halen, voeg ik toe. Of de wet ook iets zegt hoe we in gebruik moeten nemen wat er niet is. Dan ga ik dreigend voorwaarden stellen. Zonder badkamer voor het bouwverlof wordt er niets getekend. Tenzij ze met een realistische planning afkomt in plaats van de tot op heden bij elkaar gedroomde versies, is er van oplevering geen sprake, wat de wet ook zegt. Wat mij betreft mag ze dan alvast een weekje eerder op vakantie. Ik zet de opperarchitect in "cc", hoewel die tot op heden stoïcijns afwezig gaf.

Het resultaat laat niet op zich wachten. In de loop van de ochtend, de architecte aan de lijn. Ontsteld en gekwetst. Dat ze toch hard werkt voor ons en werkelijk alles doet wat mogelijk is. Dat die oplevering nodig is om ons te beschermen. Dat ze er toch ook niet kan aan doen dat die vloerman zijn beloftes niet nakomt. Dat onze verbouwing de snelste ooit is. Wat later volgt een mail van haar baas. Beleefd en kordaat. Een man met ervaring in het sussen van misnoegde bouwheren met uitstaande rekeningen. Dat we altijd opmerkingen mogen maken maar dat hij de verwijten niet begrijpt. Dat hij graag meewerkt aan een oplossing maar geen heil ziet in het oprakelen van wat vooraf ging. Hij besluit: "als architect hebben wij geen coördinerende taak m.b.t. de aannemingen maar wel een coördinerende taak m.b.t. de uitvoering van de werken". "Juist," gaat het door mijn hoofd, "dat helpt ons alvast geen moer vooruit".

Met de telefoon terug op zijn virtuele haak en de mail terug uit de weg, komt de schaamte geniepig binnenzwalpen. Eerst nog treuzelend maar wat verder wordt al dat vermeend gelijk weggezogen in een gat vol vermoeide twijfels. Moest dat nu echt op die manier? Waarom vouw ik dat cynisme niet naar binnen. Vriendelijk misnoegd is toch veel krachtiger? Zei ik het niet eerder. Buigen is veel duurzamer dan de halstarrigheid van een cynische stijfkop. Waarom wil ik dat niet leren, toch niet als het erop aankomt?

Maar ik herpak me min of meer. Schamen, had ik me eerder als doel gesteld, moest maar eens voorgoed uit mijn resterende dagen verbannen worden. Ergens in het midden van het midden, alweer wat jaren terug, moest dat maar eens ophouden. Schaamte: dat masker met die strakke hypocriete grijns, de belofte van steeds weer uitgestelde perfectie, pastte echt niet langer bij mijn lichaam dat zich hoe langer hoe meer in de richting van de zwaartekracht zag zakken. Ik ging me voortaan bekwamen in aanvaarden. De buitenkant moest maar plooien op de binnenkant in plaats van andersom. Zo kon het masker af. Maar zonder te begrijpen lukt aanvaarden niet, dus ga ik keer op keer in de spleten van verdrongen driften wroeten. Ook nu weer. Dan word ik observator van mijn zelfverzonnen experiment, speel ik wetenschapper en proefdier tegelijk. Van waar die heftigheid om zo weinig? Alsof een mens voorgoed mislukt is als hij twee dagen zonder warm water in het midden van een vroege hittegolf moet doorkomen. Waarom ga ik krijsen als een achtjarige wiens nintendo net is afgepakt? Moet ik daarvoor goedbedoelende mensen tegen hun schenen trappen? Miljoenen mensen hebben geen benul van stromend water, waarom moet ik dan zo galmen?

Ik raak niet verder met dat raadsel. De verbolgenheid, die is oprecht. De emotie die het losmaakt onredelijk heftig. De oorzaak van die gapende kloof blijft uit mijn bewust gezichtsveld. Misschien omdat ik me belogen voel? Omdat men keer op keer "zeker" in de mond nam zonder dat ernstig woord het gewicht te geven waar het recht op heeft? Onmacht om mijn gebrek aan controle? Nog steeds, tegen beter weten in, en na al die probleemloze vermoeiende jaren, een te beperkt buigend vermogen?

zondag 4 juli 2010

Denken met de voeten

Het einde van de maand, het einde van het huurcontract. Het huurthuisje netjes ingepakt en het verbouwde huis niet klaar. Welke onweerswolken de zonnige "natuurlijk komt alles echt op tijd inorde" planning naar de verdoemenis zouden bliksemen was een week of drie geleden niet te voorspellen maar de kans dat het zou gebeuren leek mij alvast bijzonder groot. Te veel onbekenden. Een te rechte lijn tussen al wat nog moest gebeuren met veel te weinig ruimte tussenin. Afhankelijkheden zijn altijd struikelblokken voor de tijdslijn van gelijk welk werkje, of het nu om bouwen van huizen gaat (waar ik geen snars van begrijp) of het ontwikkelen van software (waar ik mijn dagen mee vul). Zonder een gezonde buffer loopt dat zelden goed af. De enige hoop rust dan bij het talent en de motivatie van alle betrokkenen. Iedereen op tijd zijn ding, en iemand met haviksogen en een bullebak mentaliteit er bovenop om bij te sturen, of indien vandoen, ogenblikkelijk over te schakelen op creatieve alternatieven.

In ons geval, hoe kan het ook anders, bleef het haperen bij het iPhone orakelend epoxywonder. Misschien zoek ik bevestiging voor mijn vooroordelen, maar het valt me vaker op. Bestaat er een omgekeerd verband tussen decibels en betrouwbaarheid? Keer op keer, dag op dag, zou er zeker iemand komen. Eerst nog om de vloer te gieten, later, toen daarvoor de tijd verstreken was, om toch alvast de basis te leggen, zodat het meubilair en lavabo's geplaatst konden worden. Iedereen moest uit de weg want die man eiste het hele podium voor zich. Verschijnen deed hij niet, verwittigen evenmin. En dus, terwijl iedereen zat te wachten, deed de tijd wat hij altijd doet. Hij ging onverstoord verder met verdwijnen. Uiteindelijk verschijnt er toch nog iemand op een late middag. Die legt een transparant goedje over de vloer wat na een nachtje polymerizeren een doorschijnende film over de chape legt. Een schraaplaag naar verluidt, een zelfnivellerend solventvrij epoxy-polyether hars, lees ik ergens op het internet. Donkergrijze schijn met stofstrepen, voor ons. De schrijnwerker, die overuren had geklopt om ons te laat bestelde badkamermeubel tijdig af te werken, was de tijd gevolgd. Op weg naar andere klanten waar hij wel kon plaatsen. Wanneer hij terug kon komen wou die brave man niet kwijt. Het bouwverlof stond aan zijn mouw te trekken en hij stak zijn energie bij voorkeur in klanten waar hij ook mocht werken. Hoe kon ik hem ongelijk geven.

Dus, zoals dat altijd gaat bij het verglijden van de tijd, worden de verwachtingen bijgestuurd. Zonder epoxyvloer of badkamermeubel dan maar. Een bad stond er al, tandenpoetsen moest maar in de de keuken. Een toilet en warm stromend water werd de bijgestelde norm. "Tuurlijk" bevestigde de immer vrolijke en optimistische architecte, dat is echt geen probleem. Juist dacht ik, deze "echt" , is "echt echt". De vorige waren om te spelen.

De dag voor de verhuis, de laatste dag van juni, ontsnap ik 's middags uit kantoor en ga toch maar even kijken naar het huis. Met onzeker ergens in mijn genen neergepoot zag ik het toch ook nog graag even met mijn eigen ogen echt inorde komen. Ik kom de loodgieter tegen, dat was alvast de juiste man. Als ik hem vraag of het allemaal inorde komt, fronst hij zijn wenkbrauwen. "Neen, vandaag lukt het niet, ik ben zo weer weg", zegt hij. "Ik kom later wel een keertje terug. Ik heb geen wanden om de toiletten aan te hangen, die worden straks geplaatst". "Hoe moet dat dan?", vraag ik, hulpeloosheid straalt uit mijn ogen. "Wij verhuizen morgen". De brave man reageert verbaasd. "Dat wist ik niet. Maar zonder wand, geen toilet, want die moet hangen". Of hij toch zijn best wou doen vraag ik nog, terwijl ik alvast mijn telefoon tevoorschijn haal om onze architecte aan haar belofte te herinneren.

Ik krijg haar antwoordapparaat om mijn bedenkingen aan te verhalen. Zo gaat dat uiteraard eens murphy zich komt moeien. Zich van geen kwaad bewust, vertelt ze achteraf dat ze onbereikbaar bleef vanwege een etentje met de collega's. Dan gaat de gsm af, dat spreekt voor zich. Daar moeten toiletten van klanten uiteraard voor wijken, ook tijdens de kantooruren. Dan kunnen de haviksogen voor even niet op de werf gericht en gaat de bullebak de schuif in. Zo ken je als klant ook meteen je plaats. Wat uren later, het dessert veroberd, belt de architecte terug. Ze was ogenblikkelijk naar de werf gereden. Daar had de loodgieter dan toch een toilet geinstalleerd gekregen maar het warm water was niet meer gelukt. "Dat komt echt wel inorde," zei ze, na de verhuis. We hadden toch een vaatwasser, en met deze zomerhitte, wie moet er dan warm water?

Dat die vloerman telkens weer zijn kat stuurt, daar kan niemand wat aan doen. Dat er niet wordt overgeschakeld naar een tijdelijk alternatief voor de badkamer, daar heb ik het al veel moeilijker mee. Maar het verhaal van die ontbrekende wanden krijg ik niet doorgeslikt. De ruwbouw en loodgieterij is al weken klaar. De verhuisdatum is al zes maanden gekend. Zowel de mensen van de aannemer die de wanden plaatsen, als de loodgieter, komen als ze daartoe worden aangezet.

Zoals mijn baas het stelt : dit is denkwerk met de voeten. Stap per stap, terwijl na elke pas wordt uitgerust en opnieuw de richting moet bepaald.