maandag 24 mei 2010

Dertig

"Goed dat je geen dertig meer bent", mompelt hij, terwijl hij met zijn muis het driedimensionele mri beeld van mijn knie over zijn scherm in alle richting laat draaien en kantelen. "Die knie gaat nog van zich laten horen. Kijk, dit is de minuscus aan de buitenkant. Die ligt in je knie te flapperen. Daarom strekt die knie niet meer, dat spreekt voor zich. Die flap, die moet eruit. En hier, hier zat ooit je kruisband. Na twintig jaar zonder, vult je lichaam die ruimte op met weefsel en nu zit dat ook wat in de weg. Dat haal ik voor je weg. En hier, hier zie je kraakbeenletsel. Soms wel van de vijfde graad. Echt niet goed, daar kan ik niets aan doen". Niet dat ik zelf iets zie, maar hij straalt vertrouwen uit en dat scheelt direct in dat van mij. Ik vermoed dat de orthopedist van dienst met zijn opmerking over mijn leeftijd wou insinueren dat hij meer vitale delen vroeger voorgoed zag falen. Een hele troost, dacht ik nog.

Net nog kwam ik ook al dertig tegen. De laatste huishuur van onze tijdelijke woonst was van onze bankrekening verdwenen. "Nog dertig dagen", dacht ik, en we zijn aan de verhuis naar huis terug toe. Dat was weer wel een troost.

Getallen haken zich regelmatig vast in mijn hoofd, zeker als ze tijd aanduiden. Dan gaan ze op mijn ziel staan dansen. Dan wil ik plots begrijpen waar die tijd naar toe is. Letterlijk. Waar ligt die verdwenen tijd dan stof te vangen? Mag ik hem nog even, wil ik dan aan iemand vragen? Ik zou zou graag mijn vader nog eens zien, of een babbel met dat lief van toen. Opgeslokt in mijn verleden, verdwenen in haar toekomst. Maar niemand anwoordt. De tijd, daar kan een mens op aan, doet altijd weer zijn ding. Hij zwijgt en ondertussen schuift hij onverschillig op naar later. Heel bedaard zonder zich te haasten en tegelijkertijd aan een duizelingwekkende rotvaart. Achteraan kletteren we er af, vooraan schuiven er verse "mensjes" bij.

De vijfde maand onder het minidak ligt achter ons, de laatste kan beginnen. Hoe snel het ook ging, zolang lijken we hier al te wonen. Die tegenstrijdigheid tussen snel en lang valt me vaker op. Al die dagen met hun zelfde vulsel op het ritme van een werkweek. Het verschil vervaagt en doet zich voor als eeuwigheid. Ik wentel me erin, in die oeverloze en pietluttige routine. Het duwt me door de dag en verbergt de lichtheid van de holle echokamers onderaan. Verandering merk ik enkel bij de kinderen. Die minimensjes, dag per dag wat meer zichzelf. In dat groeien lees ik nog wel eens oorsprong die ook angst aanjaagt. Soms grijpt het me naar de keel. Dan besef ik dat er weer een week in "het gat" gedonderd is, en wil ik plots bewust gaan leven. Maar naast de ogen van mijn vrouw blijkt routine de beste troost die ik kan vinden, dus dat breken met de sleur, dat laat ik maar aan me voorbij gaan.

Maar, en daar gaat het hier toch over, met de verbouwing gaat het meestal goed. Dat wil zeggen, het plan wordt grotendeels gevolgd. De timing blijft nog altijd even scherp. De ramen kwamen binnenwandelen en passen netjes in de voorziene gaten in de muur. Op de grond ligt vloerverwarming op de isolatie en daarbovenop een vieze grijze brij, de lang verwachte chape. Wat is dat een boeltje. Toen ik 's morgens langs het huis passeerde vond ik voor de deur alweer een tientonner en in het huis een man, midden in een grijze smurie. 's Avonds lag de brij op de daartoe voorziene plaatsen netjes glad en waterpas. En verder overal restanten van het spul, soms letterlijk een centimeter dik. Chapen en vegen, het lijkt niet compatibel. Ik dan maar met die troep gaan vechten. Zo besefte ik meteen terug waarom ik mezelf niet heb meegeteld in al wat met verbouwen heeft te maken. Ik bak er toch niets van. Het maakt me zelden vrolijk. De confrontatie met mijn beperkingen hoef ik niet, en zelfs zonder iets voor mezelf te plannen, doe ik vast genoeg.

Maar het gaat vooruit, onmiskenbaar : na een dak, nu ook de ramen en een basis voor de vloer. Ook de nieuwe regenpijp is aangekomen en staat broederlijk naast die van onze buur te glimmen en de gevel te ontsieren.

Hoe op de resterende dertig dagen uit dat halve huis iets leefbaars moet ontstaan, is mij nog altijd niet erg duidelijk. De bezetting afwerken langs binnen. Isolatie en crepie langs buiten, een vloer of twee met tegels en epoxy, een terras allicht, en altijd handig, een keuken, badkamer en toilet. Daarna moet ook nog alles opgekuist en uitgepakt. Dat laatste is voor ons. Maar met een werktripje naar Madrid voor mijn vrouw, eentje naar Minsk voor mij, en een dagje ziekenhuis en krukken om mee terug te keren, lijkt dat ook niet zo vanzelfsprekend.

Rustig wordt het niet dat mag wel duidelijk zijn. Ondertussen blijven de cijfers rondjes draaien in mijn hoofd: dertig jaar, dertig dagen, dertig jaar ,dertig dagen…..


zondag 9 mei 2010

Pijp en zuigwerk

Wat een titel

Wat nu? Een trendbreuk? Een "knt" fragment in dat immer melige gemijmer? Iemand betrapt op ongeoorloofde pikante werfaktiviteiten? Ach nee natuurlijk niet, alsof ik er dan ook nog verslag van zou uitbrengen. Ik was altijd al te braaf om te choqueren. Confrontaties ga ik liever uit de weg. Ik wentel me het liefst in grijs, of dat wil ik graag geloven. Misschien te bang en laf om ook wat kleur te tonen. Of te onzeker dan misschien? Dat laatste klinkt alvast wat zachter voor mijn ego.

Maar er valt wel een verhaaltje te vertellen. Eentje waarin de dubbelzinnige titel zijn bestaansrecht vindt.

Wat voorafging….

De laatste weken verdween er onredelijk veel tijd aan het organizeren van een regenpijp. Hoe banaal moet het zijn? Loodgieterij: nuttig en noodzakelijk, maar valt er ook voldoening in te vinden? De afwatering van de dakgoot aan de straatkant loopt doorheen het huis. Een zinken goot leidt al honderd jaar het water van de straatkant naar de achtergevel, waar het dan wordt afgevoerd. Of werd afgevoerd om juist te zijn. Want samen met de achterbouw is ook die afvoer tot schroot gedegradeerd. Ooit was die vreemde constructie bij wet verplicht. Stedenbouwkundig was het verboden regenpijpen tegen de voorgevel te installeren. Een schuchtere poging om de chaos van het bouwend stadsvolk wat te temperen? Naar de achterzijde met die troep, zolang de voorkant maar blijft glimmen. Maar die regel is alweer een tijdje afgevoerd. De generatie ambentaren waarvan er misschien wel eentje zijn carrière aan dat "artikeltje" had vastgehaakt, verdwenen in de tijd. Gezien de wirwar van draden, kabels en bakjes in alle maten en kleuren die tegenwoordig aan de buitenkant van gevels hangen bengelen, lijkt me dat voor een keertje zelfs vooruitgang. Dat zo de klotsende regenmeter het huis uit kan, is meegenomen.

Onlangs liet de zinken goot nog van zich horen. Ogenschijnlijk zonder reden en na jaren trouwe dienst, was ze gaan lekken. Door onaangename geuren naar boven gelokt stond ik plots op zompig vast tapijt. Een leeg en oud ikea kastje kletsnat, de goot, allicht balorig over haar nakend einde, liet het water binnensijpelen in plaats van het netjes door het huis te loodsen. Kunnen afgedankte zinken goten staken? De aannemer wordt in allerijl gewaarschuwd. Hij stuurt een moedig man die onverdroten het schuine dak opklautert. Ik kijk angstig toe vanop de straat naar al die bouwvakkersacrobatie. Wat later verschijnt de waaghals veilig terug met wat troep die ergens bovenaan een aansluiting verstopte en de normale afvoer onmogelijk maakte. Er wordt wat gemompeld over dakwerken bij mijn buur en een vakman die zijn overschot niet zou hebben opgeruimd. Ik sta er wat beduusd naar te luisteren. Terwijl er wekenlang tonnen schroot over ons dak wordt afgevoerd in niet altijd even netjes gestapelde stortbakken zou de rommel van mijn buur afkomstig zijn? Alsof er van zo'n stortbak nooit iets zou zijn afgevallen. Ik laat het maar voor wat het is maar neem me voor om straks bij een eventuele extra factuur, moedig te weigeren.

Het plan…

Eerder waren de architect, de aannemer en de loodgieter van dienst tot het besluit gekomen dat een nieuwe regenpijp langs buiten installeren kostelijk kon worden. Er zat allerlei in de weg. Een straatlamp, bakjes en doosjes van electriciteit en gas en wat nog meer. Misschien zo werd geopperd, was het nog het makkelijkste om onze dakgoot aan de regenpijp van de buren te koppelen. Die zit bovenaan vlakbij en kan best wat extra water slikken. De buren bleken enigszins terughoudend. Hun regenpijp, die weliswaar langs buiten loopt, gaat onderaan terug naar binnen en is aangesloten op de huisriolering. Zo waren ze gespaard gebleven van de aansluitingskosten op het stadsnetwerk. Onze regenafvoer via hun kelder en riolering laten lopen leek ons er trouwens ook ver over. En als wij nu eens de kosten op ons zouden nemen om die afvoer wat te laten plooien? Bovenaan hangen we ons vast, onderaan laten we de stad het nodige doen om al dat regenwater buitenshuis te houden. Voor ons bleef het goedkoper en voor hen werd het wat "rechter".

Dus, zogezegd, zogezegd. Of toch bijna…..

Organizatie en euvels

Krijg het maar in gang. De waterwerken en hun onderaannemers, onze aannemer, de loodgieter en de buur. De agenda's moesten op elkaar afgestemd want alles moest wel netjes na elkaar om te vermijden dat één of ander stuk pijp plots zijn uitvoer ergens op de straatstenen of binnen in een huis zou gaan spuwen. Achteraf ging dat vlotter dan verwacht. Al was het maar omdat de stad weinig ruimte laat. Je krijgt een dag en uur, een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet voor ze met de werken willen starten en uiteraard ook nog een prijs. Het is te nemen of te laten, en als je het wil laten, krijg je wel een andere afspraak, 'ergens' in de toekomst. Maar iedereen was meteen akkoord. Zou het dan toch nog makkelijk worden?

Een week of twee voor de geplande aanpassingswerken komt onze buur aandraven met het begrip "erfdienstbaarheid". Ik moest er wat van rillen. Dat was natuurlijk geen optie. Een notaris die zijn potlood slijpt vraagt al snel een ereloon waarvoor een mens een gouden regenpijp kan laten installeren. Toegegeven een enigszins formele bevestiging van de gedeelde opstelling leek iedereen nuttig, maar om daar nu meteen notariskapitaal mee te gaan sponsoren. Gelukkig zijn de buren niet alleen vriendelijke maar ook redelijke mensen - een onderhandse overeenkomst bleek ook wel te volstaan voor hen. Dus, met mijn formele pluim dan maar, en wat deftige zinnen verder, leek dat euvel ook weer van de baan.

De avond voor de geplaande aanpassingen, een telefoontje van de architect. Ze was met haar baas de zaak gaan inspecteren en die baas, die was wel heel formeel. "Laat dat delen van die buizen, doe maar een eigen pijp voor onze klant. Ik moet het niet. Vandaag de beste buren maar morgen is het boel omdat de radio te hard staat, of de grasmachine snurkt, en verschijnt die regenpijp als onderwerp in een proces. Niet met mijn naam op de bouwaanvraag," was zijn reactie. Nu wil ik die verhaallijn nog wel volgen, maar waarom zoiets een uur of achtien voor aanvang van al maandenlang geplande werken naar boven komt, gaat mijn verstand te boven. Op mijn kousevoeten dan maar naar de buur gebeld. Dat we op zijn vriendelijk aanbod toch niet zouden ingaan. Dat hij zijn wekker niet hoeft te zetten en die overeenkomst ook niet hoeft te tekenen. En dat ik er verder ook niet echt iets aan kan doen.

D Day

Eindelijk was het dan zo ver. Niet dat ik er gerust in was. Van de voorbereidingen die de stad oplegt en die ik tot driemaal toe had doorgestuurd naar de loodgieter, was niets te merken. Ook sprak de offerte over aanpassingen bij de buren en niet bij ons. Zoiets komt niet goed, dat kan haast niet. Een werkman met een bon in opdracht van de stad. Zou die zomaar bij te sturen zijn? De ochtend van de aanpassing verschijnt de loodgieter als eerste. Hij begint alvast te graven. Wat later draait een tientonner de straat in, op zijn zijkant "zuigtechnieken". Even twijfel ik nog: "da's toch niet voor onze regenpijp?" Als net daarachter eerst een bestelwagen met aanhangwagen en een kubieke meter zand en nog een derde bestelwagen volgt, weet ik het wel zeker. Met zoveel materiaal verzet je een huis. Voor een regenpijp heeft een mens niet dat soort spullen nodig. En toch, en toch. Die tientonner, die net tussen de geparkeerde auto's past, stopt voor de deur, de chauffeur stapt uit. De karavaan, wel twintig meter lang, komt piepend en knarsend tot stilstand en blokkeert de hele straat. De chauffeurs stappen uit en kijken wat naar de "verboden parkeren" borden, netjes genegeerd door de buurtbewoners. Ze beginnen maar meteen aan alle huizen aan te bellen op zoek naar de foutparkeerders. Het is 7u15, 's ochtends. De halve buurt eerst door al dat daverend gepiep ongetwijfeld opgeschrikt, wordt nu uit zijn nest gebeld. Moesten er nog buurtbewoners zijn die bij onze verbouwingen na weken ongemak verdraagzaam gebleven zijn, dan komt daar vandaag vast een einde aan. De foutpakeerders worden op eentje na gevonden en de vrachtwagen en één bestelwagen kunnen aan de kant. De tweede bestelwagen blijft staan en blokkeert nog steeds de straat. Nu en dan wordt er wat naar voor en achter gemanoeuvreerd als iemand naar zijn werk vertrekken wil maar niet weg kan. Iedereen blijft verbazend vriendelijk voor iedereen. Ondertussen verschijnen er ook twee zwaantjes. De karavaanleider had die maar meteen opgetrommeld. De foutparkeerder moest maar weggesleept anders stond de straat een ochtend vast. "Ook dat nog", gaat het door mijn hoofd. Zodadelijk een takelwagen en een misnoegde chauffeur om het zaakje af te ronden. Gelukkig ontstaat er plots wat ruimte in de geparkeerde autostoet, en kan de laatste bestelwagen uit de weg gezet. De politie verdwijnt zonder slepen. Drie kwartier na aankomst van zuig- en andere technieken kan er aan de pijp gedacht worden. Er wordt nauwelijks verbaasd gereageerd als onze loodgieter en ondertussen aangekomen architect meedelen dat het plan gewijzigd is en dat er enkel een nieuwe aansluiting moet voorzien worden voor ons huis. Dat we bij de buren wensen weg te blijven. Maar waar die nieuwe aansluiting moest op aansluiten kon niemand zeggen. De plannen van karavaanleider lijken aan te duiden dat er helemaal geen riolering in de buurt komt. "Dan moet het hele voetpad open en moet de straatasfalt maar tot halverwege kapotgeslepen. Het wordt dan wel een keer of vijf duurder. Ik bel alvast mijn chef, dat hij eens komt kijken", legt de baas me uit. Ik rem hem af. Als de straat open moet, dan moet er niets. Dan laten we die klotsende goot maar binnen liggen. Ze ligt er al zolang. Maar plannen kunnen al wel eens verkeerd zijn. Er moet afvoer in de buurt zijn, anders kon mijn buur zijn riolering, die vlakbij uit zijn huis verdwijnt, nergens heen. De buur wordt alsnog uit zijn bed gebeld en zijn kelder wordt geïnspecteerd. En inderdaad, er moet riolering liggen. Daarmee lijkt het organizerend deel ten einde. De mouwen worden opgestroopt en twee van de drie karavaanchauffeurs beginnen aan de put. De derde blijft met zijn gsm in de weer. De architect verdwijnt en ik trek naar kantoor. Als ik 's avonds terug passeer, is er nauwelijks iets te merken. Een dal of twee liggen losgewoeld maar verder niets. De regenpijp, onze eigen nieuwe regenpijp, kan nu geïnstalleerd worden. Waarvoor al die tonnen rollend materiaal vandoen waren, heb ik niet begrepen. Misschien is het maar beter zo. De zaak verder afwerken kan de aannemer zonder verdere tussenkomst van wie dan ook. Het zal nu wel loslopen ... hoop ik maar.